Door: Joost Jansen o.praem.
Het is een week geleden dat ik terugrijd naar huis vanuit Frankrijk. In Taizé is een student ingestapt voor Luik. Ik vind het fijn iemand mee te nemen in mijn auto en wat te praten. Helaas: zes uur lang heeft Pierre op zijn smartphone zitten turen, liedjes beluisterd via de oortjes. Hij zit helemaal opgesloten in zijn eigen systeem. Herkenbaar? Wie klopt er op die deur?
Ik vraag mijn medepassagier af en toe iets. Een oortje gaat uit en na een kort antwoord weer in. ‘Doe open!’, probeer ik tegen hem te zeggen. Tevergeefs. Zo zijn er velen. Zodra enkele mensen zich aan een tafeltje zetten, komen de smartphones tevoorschijn. Geen gesprek, dus ook geen relatie. Moet ik me tot het uiterste inspannen om door die wel heel nauwe deur binnen te komen? Of moet ik het maar zo laten? Ieder zijn eigen wereld, zijn eigen bubbel…
Er is wat voor te zeggen want wie ben ik om te menen dat dit niet goed is? Iedere mens is toch vrij? Mag toch zelf bepalen hoe hij of zij zijn leven inricht? Dat is waar, maar geeft het geluk? Vrede? Wel-zijn? Ik merk – en ook onderzoeken geven dit aan – dat een mens, iedere mens gebaat is bij contact, relatie, geborgenheid bij een ander, voelen dat je voor iemand iets betekent, kortom: vriendschap en liefde. De stresscijfers schieten omhoog en de burn-outs zijn niet te tellen. Daarom koester ik verhalen zoals die welke we zojuist hebben beluisterd: doe open je deur, laat iemand binnen! Wellicht: laat ook God binnen. En dan die eerste lezing, de profeet Jesaja, 700 jaar voor Jezus. Hij roept om alle volkeren bijeen te brengen, niet alleen het eigen volk, alle volkeren, om ze te brengen naar de tempel van de Heer, dus om ze te verenigen, tot mensen die elkaar ondersteunen en elkaar goed doen. Zowel in het Eerste Verbond als in de Blijde Boodschap van Jezus gaat het steeds om gemeenschap, om het samen bouwen aan dat huis van God, die tempel van God in onze dagen. Deze boodschap staat haaks op de mainstream in onze samenleving die meer weg heeft van Pierre die in mijn auto steeds maar op zijn mobiel zit te staren.
Ik blijf dus die oproep van Jezus koesteren: Doe open die deur. Die deur zal toch van binnenuit opengemaakt moeten worden. Ik kan niets forceren. Wat te doen? Ik heb Pierre na een paar uur niet uit mijn auto gezet. Natuurlijk niet. Het brengt mij wel op de eerste stap: erbij blijven, me niet afwenden, blijven bij die ander. We doen dat als van nature wanneer iemand op sterven ligt, zoals een paar weken geleden bij medebroeder Titus. En als er nu een segment van onze samenleving op sterven ligt? De psychiaters en hulpverleners slaan alarm. Dáár zijn, dáár aanwezig blijven, waar mensen opgesloten zitten in hun eigen wereld, hun eigen hemel, En blijven kloppen, blijven roepen. En intussen niet vergeten dat er velen zijn – volksstammen zelfs zeggen de lezingen – die wel de roepstem van God hebben verstaan en met elkaar bouwen aan een gezonde samenleving, een veilige wereld, een herstelde schepping.
We leven in een maatschappij waarin er grote nood is aan samen, aan gemeenschap, aan communio. De sociale media kunnen verbinden maar werken vandaag fors mee aan vereenzaming en isolement. Span je in om door de nauwe deur binnen te komen, bij die ander, die anderen. De boodschap van Jezus dwingt ons. Of we nu ons zelf als laatste beschouwen, of stiekem ons tot de eersten bekennen: het doet er niet toe, als mensen maar tot elkaar gebracht worden. En laten we niet vergeten dat in ieder ander het geheim van God aanwezig is. Vandaag worden wij bemoedigd om bij die ander aan de deur te kloppen. Misschien laat hij zich wel wekken? Wellicht kan God in hem gewekt worden.