Door: prior Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: 2 Samuel 5,1-3; Kolossenzen 1,12-20; Lucas 23,35-43
Als we Jezus’ leven bekijken, en met name zijn lijdensweg en kruisiging, dan is het wel duidelijk dat Hij, de Messias, in niets lijkt op een wereldlijke koning. Jesaja sprak ééuwen daarvoor al over de komende Messias als de Lijdende Dienstknecht. En met Kerstmis vieren wij dat die Messias als een arm en kwetsbaar Kind wordt geboren in een stal! Geen rijkdom dus, geen pracht en praal, geen heerszucht of machtsvertoon… In geen enkel opzicht dus een wereldlijke koning zoals wij die kennen.
In zijn openbaar leven leren we Jezus kennen als een rondtrekkend leraar, als heelmeester, wonderdoener, als herder en vriend, bij uitstek van armen, verschoppelingen en misdeelden. In Jezus’ dienstbaarheid aan hen, aan ons, wordt Gods liefde geopenbaard. Zo krijgt God voor ons een gezicht. Zo krijgt God in Jezus handen en voeten.
Als wij Jezus nu vandaag, tóch Koning noemen, dan kunnen we dat kennelijk alléén vanuit dat geheel andere perspectief: en wel vanuit het perspectief van de liefde en de dienstbaarheid, dienstbaarheid aan ons en daarmee aan God.
Maar… als wij Jezus zó als Koning belijden, dan moeten wij op ónze beurt zijn diénaren willen zijn. En Hem dienen is: in Hem geloven als door God gezonden en door ook zélf weer dienaar te zijn van mensen, in het bijzonder van kwétsbare mensen. We moeten dienaar willen zijn door Gods universele liefde – net als Hij – kenbaar en tastbaar te maken in onze wereld. Gods úniversele liefde, dat wil zeggen: liefde voor héél de schepping, voor álle mensen op aarde óngeacht afkomst, geloofsovertuiging, cultuur, huidskleur of seksuele geaardheid. Het dubbelgebod van de liefde waarin dit alles kernachtig is vervat – God beminnen en de naaste als jezelf – beperkt zich niet tot een beperkte groep. Het gebod omvat álle mensen, en wordt door Jezus zelfs sámenvatting van de gehele Schrift genoemd. Elders zegt Jezus “wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”. Duidelijker ijkpunten voor ons handelen als christen zijn niet denkbaar.
Dit geldt ook de gehele Kerk. Nog té vaak is haar boodschap voor sommige groepen of individuen geen Blíjde Boodschap, maar een boodschap van uitsluiting en miskenning, en dat zal móeten veranderen. En dat zál ook veranderen. Gods Geest doet zijn werk, daar geloof ik heilig in. Veranderingen in de Kerk gaan meestal erg traag, maar dat verbaast mij niets gezien het feit dat onze Kerk een wereldkerk is, samengesteld uit zo’n beetje álle culturen, met in totaal een slordige 1,3 miljard leden. Het heeft dus tijd nodig, we moeten geduldig zijn. In de tussentijd moeten we ons overigens niet in de put laten praten, want er zíjn hoopvolle tekenen. Je moet ze alleen willen zien. Denk bijvoorbeeld aan de nieuwe wind die paus Franciscus laat waaien met de start van het wereldwijd synodaal proces om de meningen van katholieken aan de basis te horen en ter harte te nemen. Hij toont hiermee moed en vooral vertrouwen in de werking van Gods Geest in ieder van ons. Ik ben ervan overtuigd dat alle navelstaren over kerkverlating, over marginalisering van de Kerk in het maatschappelijk leven, over een priestertekort enz. enz. vanzelf zal ophouden wanneer de boodschap van de Kerk weer een herkenbare boodschap van barmhartigheid en liefde zal zijn voor íedereen. Iédere mens hunkert immers naar liefde en respect. En dat is precies waar onze Kerk voor moet staan, wat onze Kerk moet uitdragen en uitstralen.
Terug nu naar het feest van vandaag. Christus mag dus waarlijk Koning heten, Koning in liefdevolle dienstbaarheid. Alles wat Jezus zegt en doet is Blijde Boodschap. Ja, zijn hele persoon is als een waarlijk Blijde Boodschap voor wie Hem als zodanig herkent. Herkennen, ja, en precies dát kenmerkt het verschil tussen de beide misdadigers uit het evangelie van zojuist die naast Jezus worden gekruisigd: de één sluit zich aan bij de spotters, terwijl die ánder – ook al is het op het állerlaatste moment van zijn leven – gelooft in wie Jezus ten diepste is. Hij erkent Jezus als door God gezonden, erkent zijn eigen falen, en vraagt Jezus om ontferming. Door dit oprecht te belijden op de drémpel van zijn sterven, ontvangt hij de genade om mét Christus zélf te mogen aanzitten in het paradijs. Voor mij is dit steeds een ontroerende passage. Gods liefde en barmhartigheid is – zo blijkt maar weer – óndenkbaar veel groter dan wij ons kunnen voorstellen.
Om het feest van vandaag naar waarde te kunnen schatten moeten we het beeld van Christus als wereldlijke koning dus definitief uit ons hoofd zetten. Alle gepraat over vermeend triomfalisme is misplaatst, want daar gaat het nu juist niét om. Jezus’ koningschap uit zich in respect, barmhartigheid en liefde voor iedereen, zonder uitzondering. Laat het feest van vandaag daarom een uitnodiging zijn aan ieder van ons afzonderlijk om Jezus dáárin te volgen. Een uitnodiging, ja, en sterker nog: een ópdracht aan de wereldwijde gemeenschap van gedoopten, de Kerk als gehéél.