Is er een uitweg uit het felle landbouwdebat? In een serie gesprekken hierover, op initiatief van Volzin en de Abdij van Berne in Heeswijk-Dinther, krijgt dit keer Marloes Vermeer het woord. In 2011 richtte de agrarische sector het dialoogplatform Waarde van het Land op. Vermeer laat met dit platform boeren en tuinders, maar ook mensen van bedrijven als Rabobank en Cosun nadenken over de vraag: hoe zijn wij deel van de oplossing?
In het jaar van de tsunami die in december 2004 zoveel verwoesting zou aanrichten in de landen rondom de Indiase Oceaan, kwamen Marloes Vermeer en haar man aan in Sri Lanka. Sri Lanka was één van de landen die dat jaar zoveel te lijden zouden krijgen van de monstrueuze vloedgolf die ook Indonesië, Thailand en India trof. Vermeer had in Nederland net haar opleiding tot organisatiedeskundige afgerond en was met haar man via de katholieke organisatie Jongeren & Missie uitgezonden om er een jaar lang ontwikkelingswerk te doen. Ze kwamen terecht in het moerasgebied Muthurajawela, boven de hoofdstad Colombo. Daar werd zij door een lokale ngo gevraagd in deze regio een thuiszorgnetwerk op te richten, zodat de Sri Lankaanse vrouwen konden werken terwijl voor hun kinderen zou worden gezorgd.
Al jaren had Marloes Vermeer ervan gedroomd ontwikkelingswerk te doen. Nu was het zover. Maar kort voor ze naar Sri Lanka vertrok, was ze van haar al te grote illusies beroofd tijdens het voorbereidingstraject in Nederland. “Voordat ik dat traject inging, dacht ik: ik ga naar het buitenland. Leuk, interessant. Ik ga daar hard aan het werk. Zonder dat ik me afvroeg: wat kun je daar eigenlijk gaan doen? Tijdens die voorbereiding waren er van die doorgewinterde missiemensen die tegen mij zeiden: ‘Denk nou maar niet, meisje, dat je daar echt iets kunt doen. Ga eerst maar eens mee leven, leer eerst maar eens die wereld kennen. Als je daar dan een vraag krijgt, dan kun je iets gaan doen. Niet andersom.’ Die wijsheid is zo vormend voor mij geweest.”
Ze denkt ook aan de ngo-baas in Sri Lanka, die graag de taoïstische filosoof Lao Tzu citeerde. Aan Lao Tzu wordt namelijk een uitspraak toegeschreven die geldt als een kristalheldere omschrijving van dienend leiderschap: “Ga naar de mensen. Leef met hen. Leer van hen. Houd van hen. Begin met wat zij weten. Bouw met wat zij hebben. Met de beste leiders is het zo, dat als het werk gedaan is, wanneer de taak is afgerond, dat de mensen zullen zeggen: ‘We hebben dit zelf gedaan.’”
“Het besef dat je mee moet leven, dat je écht moet luisteren, heeft gemaakt dat we in dat gebied in Sri Lanka pas aan de slag zijn gegaan toen de mensen daar met vragen kwamen”, vertelt Vermeer. “Als je dat doet, bekrachtig je de ander, en bekrachtig je wat er al is. Als je dat omdraait en zou zeggen: ‘wij gaan hier direct aan de slag’, dan zou je impliciet beweren: ‘wij weten hoe het moet.’ Terwijl je dat niet weet. Die houding, die vind ik nog steeds cruciaal in mijn werk bij Waarde van het Land.”
Het is een houding die het tegendeel is van: top-down, technocratisch, bureaucratisch en paternalistisch. Het is een houding die als kloppend hart heeft: luisteren, vragen, niet direct oordelen. Het is een open vraag of de boeren in Nederland het gevoel hebben dat zij ‘bekrachtigd’ zijn door het beleid dat uit Den Haag komt, gezien de felle boerenprotesten.
Als organisatiedeskundige werkt Marloes Vermeer inmiddels al tien jaar bij Waarde van het Land. Het gaat hier om een dialoogplatform dat in 2011 is opgericht door de agrarische sector zelf: landbouworganisatie LTO, boerencoöperaties KNBTB, LLTB en ZLTO, vleesproducent Vion, inkooporganisatie Agrifirm, de Hogere Agrarische School (HAS) in Den Bosch, suiker- en aardappelverwerker Cosun, zuivelproducent FrieslandCampina, Rabobank en verzekeraar Achmea. Het doel van de oprichting van Waarde van het Land was en is om, zogezegd, ‘waardegericht leiderschap’ te vergroten. De urgentie hiervan is groter dan ooit, gezien de felle polarisatie in het huidige stikstofdebat.
In 2012 begon je bij Waarde van het Land. Sindsdien is er veel gebeurd in de agrarische sector. Het melkquotum eindigde in 2015, in 2019 maakte de Raad van State een eind aan het stikstofprogramma van de regering. Hoe zou je de kern van jullie werk omschrijven?
“De kern van ons werk is zorgen dat mensen met elkaar de dialoog voeren over al die verschillende perspectieven die er zijn op de uitdagingen waarmee we te maken hebben. We hebben open leergangen georganiseerd waar mensen in zaten van Achmea, van de Rabobank, van LTO, van de Provincie. Met al die verschillende petten op kwamen ze erachter: eigenlijk zijn we met hetzelfde bezig, maar vanuit verschillende belangen en invalshoeken. Ik vergeet nooit dat een jonge boer, die in dat programma zat, zei: ‘Ik had nooit gedacht dat een provincieambtenaar zo gedreven zou zijn. Ik dacht: die zit daar maar wat te doen.’ Andersom zei de provincieambtenaar: ‘Ik had niet door wat voor risico iemand op zijn nek haalt om in deze tijd als agrariër te ondernemen.’
Wij faciliteren dat gesprek, met dat medemenselijke stuk. Die solidariteit was zo ver naar de achtergrond verdwenen. Wij geven mensen de ruimte om na te denken over wat nou belangrijk voor hen is. Wij werken op drie niveaus: op dat van de ‘eigenwaarde’ (het persoonlijke stuk), op ‘onze waarde’ (wie ben je nou met elkaar?) en op de ‘waarde van het land’ (wat zijn de maatschappelijke uitdagingen, en wat spiegelen die naar jou wat jij als organisatie te doen hebt, oftewel: waar ben jij een deel van de oplossing?) Die niveaus verwerken we altijd in onze leergangprogramma’s.
Ik merk in al onze programma’s dat onze klanten worstelen om te komen van dat eigenbelang-denken (over ‘mijn’ onderneming, ‘mijn’ businessgroep, ‘mijn’ managementteam) naar: wat is onze gezamenlijke grote opdracht? En hoe stijg je boven je eigen belang uit naar het gezamenlijke belang? Dat doen wij nu bij LTO Nederland, maar we zitten ook aan tafel bij managementteams van Cosun. Dit vraagstuk speelt overal: durf je uit te stijgen boven jouw eigenbelang, of je nou Operations Directeur bent, bij Sales zit, of Chief Financial Officer bent?”
Dan is het wel cruciaal dat boeren en andere mensen in de agrofood-sector niet het idee hebben dat ze te maken hebben met dictaten vanuit Brussel. Het idee dat een elite daar besluit wat de natuur- en landbouwdoelen zijn, en ze zelf weinig nog te zeggen hebben.
“Ik denk dat het daarom zo belangrijk is om nu al te denken over: wat komt eraan? En wat vinden we daarvan? In wat voor toekomst willen wij leven? Hoe ziet een boerenbedrijf eruit over vijftien jaar, of op veel langere termijn? Hoe ziet ons foodbedrijf er dan uit? Wat willen we dan eigenlijk? Waar dat in organisaties gebeurt, blijven mensen geïnspireerd. Waar dat niet gebeurt, gaan mensen reactief reageren. Dan word je geconfronteerd met zaken waar je alleen nog maar op kunt reageren, en dat is ont-zet-tend moeilijk.
Zo’n organisatie als LTO bijvoorbeeld moet op zoveel dingen reageren. Denk aan het stikstofdossier. Denk aan nieuwe regels rond gewasbeschermingsmiddelen. De houding is nu steeds reactief. Terwijl je niet wilt weten wat voor rapportages er binnen LTO al zijn opgesteld. Ze zagen het al lang aankomen. Er ligt sinds 2021 bijvoorbeeld al het rapport Een duurzaam evenwicht, dat LTO met Bouwend Nederland en natuurorganisaties heeft opgesteld, met daarin een extra stikstofreductie ten aanzien van wat toen wettelijk vereist was. Ik denk weleens: in deze impasse hadden we helemaal niet hoeven zitten.”
Hoe komen we uit deze impasse volgens jou? Wat moet er gebeuren?
“Oud-bestuursvoorzitter van de Rabobank Herman Wijffels, je hebt hem in het vorige nummer van Volzin gesproken, zei het recent nog zo mooi tijdens een bijeenkomst in de Abdij van Berne in Heeswijk-Dinther. Hij legde toen de link met het beloofde land: hoe ziet dat eruit, waar willen wij naar onderweg zijn, en als we weten waarnaar we onderweg zijn, wat willen we nu doen? De leiders die wij nu met Waarde van het Land begeleiden – die moeten dit doen. Dat zijn de mensen die vol aan de lat staan.
Daarnaast faciliteren wij dat mensen hun dilemma’s kunnen delen. Dat vind ik één van onze opdrachten voor de komende tijd. Dat doen we nu met managementteams, maar gaan we ook met de Abdij van Berne doen. We kijken of we daar in januari mee kunnen starten. We willen bijeenkomsten organiseren en dialogen faciliteren waarin de menskant van dit hele verhaal, van deze transitie in de landbouw, ruimte krijgt. Zodat boeren en anderen hun hart kunnen luchten, en zich even opnieuw kunnen oriënteren: Waar sta ik temidden van al deze dynamiek? Wat betekent deze dynamiek voor mij als persoon, en mijn bedrijf?”
Kun je een voorbeeld geven van wat er gebeurt tijdens een leergang van Waarde van het Land?
“Wat ik een heel mooi moment vond in een training die wij gaven, was een oefening waarin bestuurders van de boerencoöperaties, die zelf ook boer zijn, en mensen van de Rabobank en Achmea moesten onderzoeken wat hun grondhouding was naar de natuur. Die is gebaseerd op verschillende grondhoudingen die filosoof Matthijs Schouten heeft benoemd, waaronder rentmeesterschap maar ook een diepere, haast spirituele verbondenheid met de natuur. Eerst was de vraag: wat voor grondhouding heb je vanuit je werk en je beleid? Toen gingen de mensen van Achmea en Rabo bij de plek staan van diepe verbondenheid met de natuur, en de boerenbestuurders op de plek van het rentmeesterschap. Daarna stelden wij de vraag: wat is jouw grondhouding als het gaat om de concrete keuzes die jij op bedrijfsniveau maakt? Toen gingen de boeren op de plek van de diepe verbondenheid met de natuur staan, en alle randpartijen juist staan aan de kant van het rentmeesterschap.
Toen dacht ik: dit is hoe het feitelijk zit. Een boer voelt zich verbonden met de natuur, zeker als zijn bedrijf grondgebonden is. Het lijkt soms alsof boeren niet meer weten wat de natuur is, terwijl als er mensen zijn in onze maatschappij die dat juist wel weten dat vaak boeren of ondernemers in het groen zijn. Want zij zijn afhankelijk van de natuur. Tegelijkertijd is veel van wat in de bredere maatschappij gebeurt net zo goed op boeren van toepassing: de industrialisering, en het denken in winstmaximalisatie.”
Zelf groeide Marloes Vermeer als kind ook op op een boerderij, in het dorpje Haaren tussen Tilburg en Den Bosch. “Als ik onze stamboom zie, zijn het allemaal boerenondernemers of boomkwekers, én bestuurders. Ik heb als kind de vrijheid gevoeld en gehad om buiten te spelen en in de natuur te zijn. Maar ik had ook de verantwoordelijkheid om onze paarden te voeren. Ik heb altijd het gevoel gehad dat het heel rijk was om zo op te groeien. Mijn vader was naast boer ook bestuurder, en nam de maatschappelijke uitdagingen mee naar huis. Daar werd thuis over gepraat. Tegelijk kreeg ik mee hoe zo’n boerenbedrijf werkt. Hij had een melkveebedrijf, samen met zijn neef. Het was toen, met 120 melkkoeien, een groot bedrijf. Nu is dat een gemiddeld familiebedrijf.”
In het stikstofrapport dat Johan Remkes vorige maand publiceerde, schrijft hij dat hij ‘enorm geschrokken’ is ‘van de oprechte wanhoop’ die hij zag ‘in de ogen van redelijke mensen’. Remkes schreef ook over een vertrouwensbreuk tussen platteland en Den Haag. Daar zit dus een diepe emotie bij veel boeren, een gebrek aan gevoelde erkenning.
“Die wanhoop heb ik ook gezien. Als je het hebt over de mensen die moeten stoppen, gaat het vaak om melkveehouders. Dat zijn vaak grondgebonden familiebedrijven, generaties lang op die plek. Natuurlijk kun je als ondernemer verkassen naar een andere plek, als je vlak op een Natura 2000-gebied zit. Maar er is zoveel binding met die plek, met de waarde van dat land. Dat is een verschil met als je een bakkerij uitkoopt. Als boer ben je verbonden met je omgeving. Het is anders als je een varkensbedrijf hebt, met alleen stallen die niet grondgebonden zijn. Dan is de plek waar je zit vaak minder belangrijk. Je haalt het voedsel dan niet van je eigen land. Je bent dus niet zo afhankelijk van die plek.”
Wat denk je van die leus langs de weg: ‘Trots op onze boeren’?
“Dat gaat over de erkenning die mensen niet voelen. Ik denk dat, en dat herken ik zelf ook wel, er in het boerenleven een bescheiden cultuur zit. Boeren zijn mensen die hard werken, ‘hard’ met een ‘d’ en een ’t’. Ze zijn veel op hun erf, doen vaak veel in de gemeenschap van hun dorp, maar ze roepen niet zo hard. Ze geven zichzelf niet snel de waardering voor wat ze doen en voor het werk dat ze leveren. Daardoor wordt die erkenning van buitenaf des te belangrijker. Dat gevoel heb ik weleens.”
Marloes Vermeer is organisatiedeskundige en partner bij Waarde van het Land, dat leiderschapstrainingen geeft aan mensen in de voedselketen. Het is een dialoogplatform dat in 2011 door de agrarische sector zelf is opgericht. Sinds kort werkt Waarde van het Land samen met de Abdij van Berne in Heeswijk-Dinther. De Hogere Agrarische School in Den Bosch (dat sinds kort de nieuwe naam HAS Green Academy draagt) doet ook mee, evenals de vereniging voor boeren en tuinders ZLTO. Het doel is om vanaf begin 2023 meerdere bijeenkomsten te organiseren waar boeren en anderen hun dilemma’s en gevoelens ten aanzien van de landbouwtransitie kunnen delen. Voor meer informatie: www.waardevanhetland.nl en www.abdijvanberne.nl.