Door: abt Denis Hendrickx
Lezingen: Numeri 6,22-27; Galaten 4,4-7 en Lucas 2, 16-21
In de voorbije dagen zijn weer heel wat jaaroverzichten de revue gepasseerd en in de afgelopen nacht hebben Claudia de Breij, Guido Weijers en anderen ons op humoristische maar soms ook indringende wijze laten terugblikken. En eerlijk gezegd was meestal de vrolijkheid ver te zoeken. Voortdurend klonk de beangstigende vraag hoe veilig de toekomst nog kan zijn en of we in de komende jaren nog wel kunnen beschikken over voldoende en vooral betaalbare elektriciteit om licht en verwarming te laten branden.
Hoe meer je erover nadenkt en er mee bezig bent, hoe nadrukkelijker het eigenlijk een heel symbolische vraag is want ook in veel harten en geesten van ons mensen lijkt het er veel op dat licht en warmte dreigen uit te vallen. De angst om achteruit te gaan zit diep. Onze mentale gezondheid is belabberd. Burn-out wordt nu al de nieuwe epidemie genoemd. Op levensbeschouwelijk terrein lijkt de hemel voor steeds meer mensen gesloten te zijn en voortdurend laten allerlei berichten ons weten dat onze lieve aarde in gevaar is. VN-secretaris-generaal Guterres sprak onlangs nog over de mens als een ‘massavernietigingswapen’. In plaats van actie ligt verlamming op de loer. We hebben nood aan richtingwijzers die de feiten ernstig nemen en toch toekomst mogelijk maken.
Als aanloop naar Kerstmis kenden wij natuurlijk ook in de afgelopen periode weer de advent, traditioneel een periode van verwachten en waakzaam zijn. Verwachten bij wat komende is, bij wat we niet zelf in de hand hebben; waakzaam zijn wat staat voor actieve opmerkzaamheid. De spanning tussen die twee wordt ons voortdurend vanuit de Bijbel voorgehouden. Zo verwoordt de heilige Ignatius van Loyola het als volgt: “Vertrouw zo op God alsof het resultaat van je werk van jou afhangt en niet van God, en zet je zo in alsof niets door jou, maar alles door God tot stand gebracht wordt”. En wordt hiermee niet nadrukkelijk gesteld dat alles verwachten van onze eigen inspanning teleurstelt, uitput en geen rekening houdt met de feilbaarheid en kwetsbaarheid, zo eigen aan ons mens-zijn. Dat leidt uiteindelijk tot moedeloosheid.
Zo uitzien naar een nieuwe tijd, een nieuwe periode, een nieuw jaar kan ons bevrijden van doemdenken waarin we zo gemakkelijk verzeild raken. Van de profeten weten we dat hun prachtige visioenen net in tijden van diepe ellende klinken. Ze schilderen ons een veelkleurig beeld van God als degene die zou komen om gerechtigheid en vrede te brengen. En om helemaal in de kerstsfeer te blijven… die komen er niet zo maar, waakzaamheid roept ons op om open te staan, zoals de herders en wijzen. En op tocht te gaan. Een ster te willen zien en volgen. Een visioen dat in beweging zet. En is het niet zo dat het toekomstvisioen van het kind van kerstmis energie geeft om te doen wat we kunnen. Daaraan heeft onze wereld intense nood.
Op deze speciale morgen van de eerste dag van een nieuw kalenderjaar wordt met woorden uit het boek Numeri een zegenbede tot ons gebracht. En wanneer een zegen is uitgesproken willen we ook dat die op iemand blijft rusten. Een zegen gaat met iemand mee. Mensen worden geladen met kracht en kunnen door die kracht verder geleid worden.
En dan waren er die evangeliewoorden van Lucas: de betekenis van de naamgeving welke verbonden wordt met het uitspreken van een zegen over het komende leven. De geboorte van een mensenkind is pas voltooid wanneer zijn naam wordt uitgeroepen. Zolang je alleen maar ademhaalt, ben je er nog niet echt; je wordt pas iemand, wanneer je naam over je wordt afgeroepen, je roepingsnaam: “Jezus zal je naam zijn, Jozua, God bevrijdt. God geeft je dat je echt bevrijder zult zijn, een mens die ruimte maakt”. Het verhaal gaat dat onze namen geschreven staan in de palm van Gods hand. Het nieuwe leven van het Christuskind wordt met een naam gezegend, een plaats gegeven, een vredevolle toekomst in het vooruitzicht gesteld.
Met woorden van een zegebede worden wij vandaag aangesproken opdat wij elkaar zo aanspreken en zegenen op de weg die we dit nieuwe jaar zullen gaan. Want nieuwjaarsdag is toch vooral een dag van goede wensen, hoezeer we ons ook realiseren dat zo’n jaarlijks ritueel niet altijd uit zal komen en dat niet allemaal gebeuren zal wat we elkaar toewensten. Wij hebben allemaal kunnen zien hoe hartverscheurend de ellende is die mensen elkaar aandoen in de brandhaardgebieden van deze onze wereld; we moesten toezien dat natuurrampen duizenden mensen van het leven hebben beroofd. Er lijkt maar nooit een einde te komen aan de ellende die er altijd is geweest. Het gaat maar door, ver weg en dichtbij. ‘We hebben soms een iets te klein lontje in dit landje’ zo moeten we jammer genoeg voortdurend constateren. En met woorden van onze koning in zijn kerstboodschap zou ik willen zeggen dat het toch niet zo kan zijn dat degenen die het hardst roepen hun zin krijgen.
De uitdaging van een nieuw jaar betekent een confronterende tijd want – en ik citeer onze koning – “dwingt de klimaatverandering ons niet tot drastische keuzes. We voelen op onze klompen aan dat we moeilijke beslissingen niet meer vooruit kunnen schuiven. Lapmiddelen en noodverbanden helpen niet meer. Het moet anders” (einde citaat).
We zijn de drempel overgegaan naar 2023: een jaar vol grote uitdagingen. Laten we kiezen voor verbinding, voor bondgenoot zijn van mensen, groepen en organisaties die werken aan dialoog en duurzaamheid. In onze samenleving is zelfgenoegzaamheid en wij-zij denken soms hardnekkig. Dat vraagt om een stevige beweging van verbinding en hoop. Mag de hoop levend zijn en blijven dat we elkaar tot zegen zijn. Mogen we ons verbinden met de bede dat God ons dit jaar opnieuw mag behoeden en bewaren: dat Hij onze naam mag kennen en ons mag vrijmaken. Dat het beste in ons naar boven geroepen mag worden en dat we elkaar zullen vrijmaken.
Laten we in deze zin de toekomst vieren die er nog niet is, maar die wel begonnen is en die ons van Godswege is toegezegd. Een zalig nieuwjaar voor u allen.