Door: prior Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: Jesaja 58,7-10; 1Korintiers 2,1-5; Mattheüs 5,13-16
De evangelietekst van vandaag moet eigenlijk gelezen worden tezamen met wat eraan vooraf gaat. En dat zijn de Zaligsprekingen: de kernachtige samenvatting van het evangelie, het program van Jezus, en daarmee eigenlijk het program van élke christen.
Zalig de armen van geest,
want aan hen behoort het Rijk der hemelen.
Zalig de treurenden,
want zij zullen getroost worden.
Zalig de zachtmoedigen,
want zij zullen het land bezitten.
Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.
Zalig de barmhartigen,
want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Zalig de zuiveren van hart,
want zij zullen God zien.
Direct volgend op deze Zaligsprekingen spreekt Jezus dan de woorden die wij zojuist hoorden: Gij zijt het zout der aarde – Gij zijt het licht der wereld. Jezus voegt deze woorden toe met de bedoeling dat de in de Zaligsprekingen verwoorde Blijde Boodschap niet blijft steken in vrijblijvende algemeenheden, maar wordt omgevormd tot concrete aansporingen voor wie ze hoort. En dat geldt natuurlijk voor Jezus’ leerlingen tóen, maar óók voor Jezus’ leerlingen nú, voor óns. Ook tot óns worden deze woorden gericht: Wij moeten zijn als zout der aarde, en wij moeten zijn als licht van de wereld. Of anders gezegd: wij krijgen de opdracht met die Zaligsprekingen concréét aan de slag te gaan.
Als we die beeldspraak, die metaforen van zout en licht wat nader bezien, dan wordt dit evangelie een werkelijk rijke en betekenisvolle tekst! Want wat zeggen ons die beelden van zout en licht?
Zout – mits niet te veel – geeft smaak aan ons eten én zorgt ervoor dat we ons voedsel langer kunnen bewaren. Zout heeft een conserverende waarde. Wanneer Jezus ons nu ‘zout der aarde’ noemt, dan mogen wij dat zó verstaan, dat wij bestemd zijn om aan het leven, van anderen en onszelf, smaak te geven, dat wij het de moeite waard maken om te leven. Én dat wij het conserveren, behouden, ofwel: het duurzaam doen zijn, dat het leven zijn waarde behoudt tot over de grens van de dood.
Jezus noemt ons óók ‘het licht der wereld, licht dat moet stralen voor het oog van de mensen’. Dat is tegelijkertijd én een hele eer om zo genoemd te worden, én een niet mis te verstane opdracht. Een eer, omdat niet minder dan Jezus zélf regelmatig hét Licht der wereld wordt genoemd, in het bijzonder door de evangelist Johannes. Maar ook een opdracht, dat wij mogen staan en gaan in Jezus’ voetsporen. Kennelijk wordt van ons verwacht dat wij – als volgelingen van Jezus – een licht dienen te zijn voor de mensen om óns heen.
Welnu, als wij dienen te zijn als zout en licht, dan moeten we ons – als christenen – niet verbergen maar juist de openbaarheid zoeken en vrijuit spreken. Jezus zegt: ‘Men steekt toch niet een lamp aan om ze onder de korenmaat te zetten, maar men plaatst ze op de standaard, zodat ze licht geeft voor allen die in huis zijn.’
Als christenen moeten wij dus van ons laten hóren in alle geledingen van het maatschappelijk leven. Niet met theatraal vertoon van welsprekendheid of geleerdheid; luister in dit verband naar de woorden van Paulus vandaag in zijn brief aan de Korintiërs. Nee, niet schreeuwerig of opdringend, maar kritisch en profetisch. We mogen ons in dit verband best spiegelen aan zo iemand als Jesaja. Hij mag dan ééuwen geleden hebben geleefd, maar zijn boodschap, zijn appel en maatschappijkritiek zijn nog altijd actueel. ‘Een licht zijn in de wereld’ betekent zoveel als: een lichtje zijn voor mensen die in het donker zitten, een blijk van warmte geven aan wie in de kou staan, aan wie verdriet hebben en het even niet meer zien zitten.
Zout en licht zijn voor elkaar, dat is onze opdracht. Dat is geen vage, vrome praat. Nee, ieder van ons weet – als we eerlijk naar ons hart luisteren – héél goed wat dat inhoudt, heel concreet.
—
Over twee en een halve week beginnen we aan de Veertigdagentijd om ons voor te bereiden op Pasen, het feest van Christus’ Verrijzenis. Misschien kunnen we in de aanloop daarnaartoe onderzoeken hoe wij – méér dan voorheen – elkáár kunnen oprichten. Hoe wij het leven van elkaar wat meer op smaak kunnen brengen. Hoe wij zout en licht kunnen zijn voor elkaar.
Moge Jezus zélf ons hierbij steeds tot voorbeeld dienen.
Moge Hijzelf ook óns daarbij tot Licht en Zout zijn.