Door: prior Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: Exodus 34,4b-6.8-9; 2 Korintiërs 13,11-13; Johannes 3,16-18
In de loop der eeuwen zijn talloze boeken geschreven over het voor het christelijk geloof zo kénmerkende aspect: het geloof in een Drie-Ene God. Een Drie-Ene God spreekt – zoveel is wel duidelijk – tot de verbeelding en geeft stof tot nadenken… Wel, nadenken is natuurlijk altijd goed, maar waar het gaat om geloofszaken moeten we toch vaak erkennen dat we er met ons verstand niet bij kunnen. Het gaat immers al snel over zaken die zich aan de rede onttrekken, maar die gelukkig wél met een gelovig hart kunnen worden verstaan. Met het geloof in de Drie-Ene God is het net zo: de diepe betekenis ligt niet voor het oprapen in verstándelijke zin, maar kan tastend aan het licht komen en worden overwogen in een gelovig hart.
Die bibliothéken die zijn volgeschreven op dit punt zijn natuurlijk niet zinloos. Wij staan als gelovigen immers nooit alleen, maar in een lange traditie van eeuwen en eeuwen. Wij mogen steunen op de schouders van wie ons in geloof zijn voorgegaan. Hún geloofservaring is in grote mate voedend en richtinggevend voor ónze geloofsbeleving. De Heilige Schriften zijn bij dit alles de bronnen bij uitstek. Als wij onszelf dus vragen stellen over onze eigen Godsbeleving, dan mogen we die vooraf laten gaan door de vraag: Wat zeggen de Schriften ons over God?
Wel, in het Oude Testament openbaart God zich al in het állereerste begin als Schepper van hemel en aarde. Niet in wetenschappelijke zin, want daarover zegt de Bijbel niets, maar als oergrond en zin van al wat is. Hier gaat het dus niet om een begrijpen, maar om een tastend en aarzelend gewaar worden van een groot en ontzagwekkend mysterie. In de boeken ná Genesis, in het bijzonder in Exodus, openbaart God zich als een bevrijdende God die met ons meetrekt op onze levensweg, die ons richtlijnen geeft om in harmonie sámen te leven. Vooralsnog is in de Bijbel nog geen notie van een Drie-Ene God.
Dat verandert in het Nieuwe Testament. Hier openbaart diezelfde God zich bij uitstek in Jezus Christus, in een mens van vlees en bloed. In Hem krijgt God als het ware handen en voeten, krijgt Hij voor ons een gezicht. Jezus noemt God zijn Vader, en daarmee zichzelf zijn Zoon. Jezus zegt: ‘Wie mij, ziet, ziet de Vader.’ En: ‘Ik en de Vader, wij zijn één…’ De Schepper God laat zich nu dus kennen als Vader in de Zoon. In zeer ménselijke beelden dus, en daarmee ineens héél nabij.
De tijd waarin Jezus lijfelijk onder ons aanwezig was, is slechts tijdelijk geweest, het is geëindigd met zijn Hemelvaart. Maar dit betekent geenszins een einde aan zijn nabijheid. Want Hij heeft zijn belofte ingelost door ons zijn Geest te zenden, de Geest die uitgaat van God de Vader en van Hem, de Zoon. Dit hebben we gevierd met Pinksteren, precies een week geleden. In de Géést zal Hij mét ons zijn tot aan het einde der tijden.
En daarmee is het kringetje rond: God was Geest in den beginne. God werd mens in zijn Zoon Jezus en openbaarde zich zo als Vader, en sinds Jezus’ heengaan is God nog altijd mét ons, maar nu in de Geest, de heilige Geest.
Dit is wat mij betreft in het kort wat de Schriften ons zeggen over God de Drie-Ene. Blijft de vraag wat dit voor onze geloofsbeleving concreet betekent.
Voor mij persóónlijk betekent het dat ik niét te maken heb met een onpersoonlijke God op afstand, een soort mysterieuze oerkracht, maar met een God die heel nabij is, met een persoonlijke God die zich aan mij openbaart als een liefhebbende en zorgzame Vader – of Moeder zo u wilt. Die zich openbaart als Zoon, als vriend die aan mijn zijde wandelt, die alle vreugde en verdriet in het leven zelf heeft meegemaakt en mij daarom zonder verdere uitleg steeds begrijpt. En ten slotte als levenwekkende Geest die mij – én alle goede mensen om mij heen – inspireert, troost en steunt om te leven naar Gods bedoelingen. In mijn persoonlijk gebed richt ik mij daarom wisselend tot de Vader, tot Christus zijn Zoon of tot de heilige Geest al naar gelang mijn gevoel mij op dát moment ingeeft, terwijl ik dat alles zónder probleem beleef als gebed tot één liefhebbende en barmhartige God.
Ik persoonlijk ervaar het geloof in God als de Drie-ene daarmee niet als een theologische hersenkraker, maar als Gods gave waarin Hij mij héél persoonlijk zijn nabijheid wil openbaren en laten ervaren in alle mogelijke facetten.
Amen.