Door: abt Denis Hendrickx
Lezingen: Openbaring 11,19a; 12,1-10/ 1 Kor. 15, 20-26 en Lucas 1, 39 – 56
Inleiding
Maria Tenhemelopneming: Welke betekenis heeft dit feest in onze tijd eigenlijk? Zo midden in de vakantieperiode voelt Maria wat ver af. Op deze feestdag blijf ik hangen bij de gekende zin van het Lucasevangelie welke we zo dadelijk zullen horen: ’Vernederden verhoogt hij’. De evangelist Lucas schrijft hier over Maria’s vertrouwen in God. Over de hoop dat ook het leven van de kleinen en verdrukten wat hemelser kan worden door toedoen van God. Over Maria’s eigen ervaring en dankbaarheid om als doodgewone vrouw een goddelijk kind te mogen baren en dus tot grootse dingen geroepen te zijn. God maakt een arme – Maria als nederige dienstmaagd – groot. Maria treedt in de voetsporen van God, zoals ze Hem zelf beschrijft in haar Magnificat. Ze verheft de kleinen. Tegen deze achtergrond beschouwd komt de kern van het zomerse Mariafeest veel dichter bij het alledaagse leven te staan. Ook wij – u en ik – kunnen ons immers bekommeren om de kleinen. Daar waar men geen geloof aan mensen hecht en er uitgelachen wordt, kunnen vernederden verhoogd worden. Daar waar onrecht met kwaad wordt vergeld, zijn er mensen nodig om de geweldspiraal en hel te stoppen.
Laten we aan het begin van dit samenzijn bidden om openheid en een nieuw begin en laat ons dat doen met woorden van de Kyrië-litanie.
Verkondiging
‘Zalig zij die geloofd heeft’, zegt Elisabeth tegen Maria. We hoorden het oude woord zalig. We hebben hier dus de eerste zaligverklaring, niet door de paus, maar door een vrouw, Elisabeth. En de eerst gelovige die zalig verklaard wordt, is ook een vrouw, Maria. Ze wordt ‘zalig ‘- in nieuwere vertalingen ‘gelukkig’ genoemd om haar geloof. Ze had ‘ja ‘gezegd toen haar werd gevraagd of ze bereid was moeder van de Messias te worden. Ze had zich in geloof toevertrouwd aan God.
Dat Maria uitgekozen is om moeder van de Messias te zijn doet Elisabeth, vervuld van de Geest, in een juichkreet uitbarsten. Toen valt op dat Elisabeth de moeder allereerst zalig prijst om haar geloof. Zo komt Maria dichter bij ons te staan. Als gelovige is de moeder van Jezus net als wij ook leerlinge van Jezus.
Vrouw of man, gehuwd of ongehuwd, met of zonder kinderen, religieus of als religieus levend, belangrijk in ons leven is de relatie met God. Daar komen we Maria tegen. Met haar gaan we de pelgrimsweg van het geloof. Zoals zij haar weg ging, zonder van te voren te weten waar ze zou uitkomen, zo gaan ook wij in geloof het onvoorziene tegemoet. In geloof ontvangen we het Woord en dragen we het uit in onze wereld. Zo lijken we op Maria, de moeder van het Woord. En het is Jezus zelf die dit beeld oproept als hij zegt: ‘Mijn moeder is ieder die naar het woord van God luistert en er naar leeft’.
Maria is zich in haar lofzang – het Magnificat – bewust van haar kleinheid tegenover de macht en de heiligheid van God. In haar lied wordt de geringheid van de dienstmaagd het startpunt van een onstuitbare opwaartse beweging. In elk vers van het Magnificat voel je als het ware een opwaartse beweging. Het hart van Maria prijst hoog de Heer, die grote dingen met haar doet en die kleine mensen optilt. Zij zingt van God die wil dat mensen groeien en boven zichzelf uitstijgen, kortom ‘leven’.
Als norbertijnengemeenschap gaan we tijdens het dagelijks avondgebed bij het zingen van het Magnificat staan. We zingen dat God zijn grootheid bewijst door ons groot te maken, niet door ons klein te houden, eeuwig gebukt onder wat we niet kunnen en niet mogen. “De glorie van God is dat een mens tot leven komt”, zo laat kerkvader Ireneüs ons weten. Wie het Magnificat zingt, gaat dan ook anders met zijn medemensen om. Hij heeft het niet nodig ze te kleineren om zich groot te voelen, maar bukt zich om anderen overeind te helpen, maakt ruimte, zodat anderen groeien, draagt de bagage, zodat anderen sneller vooruit komen.
De Maria van het Magnificat wordt vaak staand afgebeeld, fier en strijdbaar. Het lied inspireert mensen over heel de wereld, die zich ervan bewust worden dat uitbuiting geen natuurlijk gebeuren is en dat ze zich kunnen verzetten. Op die manier is de lofzang van Maria het lijflied geworden van arme boeren in Zuid-Amerika, kasteloze Dalits in India en zwarte bewoners van Zuid-Afrikaanse townships. Als God zelf partij kiest voor vernederden en onderdrukten, is er immers nooit een afdoende reden de hoop en de strijd op te geven.
Ook voor ons is het een voortdurende uitdaging om in navolging van Maria ook zelf zo’n open, liefdevolle en onbaatzuchtige houding naar de ander aan de dag te leggen.