Door: prior Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: Ezechiël 18,25-28; Filippenzen 2,1-11; Matteüs 21,28-32
In de Bijbel komt het beeld van werkers in de wijngaard als symbool van Gods volk vaak voor. We zien het bij de profeten, in de psalmen en in het Nieuwe Testament. Telkens wil het ons iets leren over de relatie tussen God en óns, zijn volk.
Nu vandaag horen we – voor de tweede zondag in een rij van drie – een parabel waarin dit beeld centraal staat.
Vorige week ging het over de werkers van het elfde uur die evenveel betaald kregen als die van het eerste uur. Naar menselijke maatstaven volstrekt ónrechtvaardig, maar vanuit God bezien louter goedheid en grenzeloze vrijgevigheid.
Volgende week zondag zal het gaan over een landeigenaar die zijn wijngaard verpacht en later – als hij terugkomt om de opbrengt te innen – op grote tegenstand stuit… Een confronterende gelijkenis, zo zal wel blijken.
In het evangelie van vandaag, vertelt Jezus over een vader die zijn twee zonen vraagt te gaan werken in zijn wijngaard. De ene zégt ja, maar dóet het niet, de ander zégt nee, maar dóet het wel. Jezus richt zich vervolgens tot de hogepriesters en oudsten van het volk en vraagt wie van de beide zonen nu de wil van zijn vader doet… Een makkelijke vraag natuurlijk, en zij geven dan ook het goede antwoord: de laatste: de zoon die nee zégt, maar ja dóet.
Nu lijkt het opmerkelijk dat Jezus woedend tegen hen uitvalt. Maar bij nader inzien is Jezus’ boosheid heel goed te begrijpen. Want juist doordát ze het goede antwoord geven veroordelen zij zichzelf. Zijzélf, die schriftgeleerden, laten zich immers voorstaan op hun kennis van de Wet van Mozes, en weten ook steeds heel goed, met de Wet in de hand, anderen te vermanen en te veroordelen, terwijl juist zijzélf ernstig tekort schieten in het dóen van die Wet, in het daadwerkelijk léven naar die Wet. Zíj zijn dus precies zoals die zoon die wel ja zégt maar nee dóet… Kortom: een beschamende vertoning. De boodschap van vandaag is glashelder: God houdt niet van huichelaars!
God houdt wél van mensen die de daad bij het woord voegen. Oók van hen die aanvankelijk nee zeggen, maar zich bekeren en toch ja dóen. God houdt ook van mensen die misschien niet zo precies onder woorden kunnen of willen brengen vanuit welke inspirátie zij het goede doen; mensen die handelen vanuit een intuïtief besef van wat goed is en kwaad; mensen ook uit andere culturen en tradities die dan misschien niet in de woorden, riten en symbolen die óns vertrouwd zijn, maar wel in concrete dáden antwoord weten te geven op Gods roepstem in hun hart.Want Gods stem klinkt – zonder enige twijfel – in het hart van iédere mens. Hiermee zeg ik niets nieuws; het is de grondgedachte in “Nostra Aetate”, de Verklaring van het Tweede Vaticaans Concilie, die op 28 oktober 1965 is verschenen, over de houding van de Kerk ten opzichte van de niet-christelijke godsdiensten.
Wij állen dus – zonder uitzondering – zijn geroepen om werkzaam te zijn in de wijngaard van de Heer. Voor ons, christenen die vertrouwd zijn met de Schrift, is dit beeld van de wijngaard een vertrouwd beeld voor ónze roeping in de wereld van vandaag. God wil dat wij – hier en nu – op zijn Woord ja zéggen en ja dóen. Maar God toont kennelijk óók begrip als wij soms néé zeggen, maar gaandeweg bijdraaien en toch ja dóen, ook al is het maar een beetje.
Dit mag een geruststellende gedachte zijn, want zijn wij niet allen regelmatig nee-zeggers? Voelen wij ons ook niet vaak onzeker en onmachtig om wérkelijk iets te doen aan bij voorbeeld alle geweld of armoede in de wereld van vandaag…? Nogmaals: het mag een geruststellende gedachte zijn, dat ons die ervaring van onmacht door God niet wordt aangerekend, mits wij ons maar verre houden van huichelarij en hoogmoedige grootspraak, en bescheiden, gewoon daar waar wij wonen en werken, steeds opnieuw bereid zijn om in alle eenvoud te dóen wat we kúnnen.
Geen loze woorden dus maar daden. Wie loze woorden spreekt zou maar beter kunnen zwijgen. Wie daarentegen goede daden stelt – hoe klein ook – heeft eigenlijk geen woorden nodig, want zijn daden spreken voor zich. Zijn dáden onthullen de goede bedoelingen van het hart. En dát telt in de ogen van God.