Door: administrator Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: Deuteronomium 6,2-6; Hebreeën 7,23-28; Marcus 12,28b-34
Het evangelie van vandaag staat in de lijn van twistgesprekken, van toenemende spanning tussen Jezus en de Farizeeën en Schriftgeleerden, na Jezus’ aankomst in Jeruzalem…
Telkens proberen de Farizeeën en Schriftgeleerden Jezus te vangen met strikvragen in de hoop dat Hij controversiële uitspraken zal doen die Hem de kop zullen kosten. Maar telkens opnieuw ontmaskert Hij hun huichelarij.
Voorafgaand aan de passage van vandaag proberen ze Jezus te strikken met de vraag of je belasting moet betalen aan de keizer. Jezus redt zich hieruit door te antwoorden: ‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt’. Een raak antwoord. Want waar geld de keizer toekomt omdat geldstukken diens beeldenaar dragen, komt de mens Gód toe, omdat de mens Góds beeld en gelijkenis draagt. Meteen daarop volgt wéér een poging om Jezus in het nauw te drijven: Sadduceeën komen naar Jezus met de vraag naar de opstanding uit de doden waarin zij zelf niét geloven. En opnieuw zet Jezus hen op hun nummer…
Zojuist dan wéér zo’n spannend moment: een Schriftgeleerde stelt Jezus de vraag: ‘Wat is het voornaamste gebod?’ Nu moet je weten dat het eigenlijk nogal onbehoorlijk is om juist dít aan een rechtgeaard Jood te vragen… Het is immers het hart van de Joodse geloofsbelijdenis zoals verwoord in Deuteronomium. We hoorden het zojuist in de eerste lezing. Maar opnieuw laat Jezus zich niet van de wijs brengen en antwoordt preciés met dié woorden: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht’. En Hij voegt er nog een citaat uit Leviticus aan toe: ‘Gij zult uw naaste beminnen als uzelf’. De Schriftgeleerde – déze, die dus te goeder trouw blijkt – waardeert zijn antwoord, en Jezus prijst hem daarvoor.
Het dubbelgebod van de liefde – God beminnen en de naaste als jezelf – vormt kennelijk de kern en samenvatting van de hele Heilige Schrift.
Het is mooi dat Jezus de liefde tot God en de naaste beide in één adem noemt en daarmee aangeeft dat ze in elkaars verlengde liggen. Want God beminnen zou voor ons mensen wel eens heel abstract en onduidelijk kunnen zijn. Immers, God kunnen we niet zien en niet bevatten. De naaste daarentegen wél. Daar is niets onbegrijpelijks aan! Onze naaste beminnen met heel ons hart en geheel onze ziel, dat is: onze naaste een warm hart toedragen, alle goeds toewensen: liefde, warmte, en ongeveinsde vriendschap. Onze naaste beminnen met heel ons verstand, dat is: de naaste óndanks zijn anders zijn willen begrijpen, nadenken over hoe je over iemand spreekt en hoe je iemand behandelt…
In Jézus’ spreken en handelen zien we iemand die het dubbelgebod van de liefde wérkelijk vóórleeft. Dit in tegenstelling tot veel Farizeeën en Schriftgeleerden die keer op keer de plank misslaan door zich blind te staren op allerlei uiterlijkheden terwijl ze de hóófdzaak uit het oog verliezen.
Voor ons mag dit alles in déze tijd een aansporing zijn, om ook steeds bedacht te zijn op de kern van waar het in de heilige Schrift om draait. Dit geldt voor ieder van ons persoonlijk maar ook voor álle christelijke kerken, voor de wereldwijde christelijke gemeenschap als geheel.
Gelukkig zijn er in onze geschonden wereld veel positieve voorbeelden. Als ik me even beperk tot onze eigen Rooms Katholieke Kerk: Paus Franciscus die hernieuwde aandacht opeist en vóórleeft voor armen, daklozen, vluchtelingen en ontheemden. En wat te denken van de durf die hij – ondanks hardnekkige tegenstand – aan de dag heeft gelegd met het organiseren van een wereldwijd synodaal proces, geheel in lijn met de vernieuwende geest van het Tweede Vaticaans Concilie. Gedurfd maar ó zo noodzakelijk om de kerk weer relevant te doen zijn. En dat niet alleen voor katholieken, maar voor álle mensen van goede wil!
Er zijn echter óók punten voor verbetering. Wat te denken van het uitsluiten van het sacrament van de eucharistie voor hertrouwde gescheiden mensen… Is dát God en de naaste beminnen als jezelf? Wie denken we wel dat wij Christus’ zelfgave in het sacrament zouden mogen ontzeggen aan wie daar met hart en ziel naar verlangt? Het zou mijns inziens goed zijn als de Kerk de realiteit onder ogen zou zien dat het huwelijk tussen mensen niet altijd kan beantwoorden aan het beeld van de onverbrekelijke relatie van God met zijn volk; dat ondanks oprecht geloof en goede bedoelingen relaties kúnnen stranden. Dat deze kwestie zelfs op het hoogste niveau wordt aangeroerd geeft gelukkig redenen tot hoop…
En wat te denken van de officiële kerkelijke visie op homoseksualiteit? Getuigt het standpunt dat homoseksueel zijn gelukkig niet meer als zondig wordt beschouwd, maar wél het ernaar leven? Getuigt dit niet van een onmenselijke spagaat? Is dát God en de naaste beminnen als jezelf? Gelukkig zit ook hiér beweging in, zij het héél voorzichtigjes…
Enfin, het dubbelgebod van de liefde mag dan een helder ijkpunt zijn voor kerkelijke wetten en regels, het daadwerkelijk tóepassen ervan stuit vaak nog op angsthazerij, op kleinmenselijke overwegingen en gebrek aan vertrouwen in de werking van Gods Geest in alle gedoopten en – ruimer nog – in álle mensen van goede wil. Maar we moeten niet wanhopen: als je goed kijkt en luistert zul je tekenen van hoop ontdekken. De Kerk als wereldwijde gemeenschap mét alle verschillen van dien is als een mammoettanker die maar moeizaam van richting verandert, maar veranderen dóet ze! We mogen erop vertrouwen dat Gods Geest haar leidt en daarvoor mogen we ook bidden.
Amen.