Door: prior Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: Ezechiël 17,22-24; 2 Korintiërs 5,6-10; Marcus 4,26-34
Het beeld voor de groei van het Rijk Gods als het zaad dat ontkiemt in de aarde is een krachtig beeld ontleend aan de natuur. Het verwoordt iets van de verwondering voor het leven: “De zaaier zaait, hij slaapt en staat op, ’s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar… hij weet niet hoe!”
Hier is iets wónderlijks aan de gang: de kiemkracht lijkt te komen vanuit het verborgene. We nemen het waar maar bevatten het niet. Wat de mens doet is slechts het zaaien, en de rest gebeurt – zo lijkt het – vanzelf. Wat in de aanvang is, is vaak heel petieterig, maar eenmaal opgegroeid indrukwekkend groot.
Jezus gebruikt het beeld van het ontkiemende zaad om duidelijk te maken dat God hier in het verborgene aan het werk is. En misschien óók met de bedoeling om zijn leerlingen erop te wijzen dat ze geduld moeten opbrengen; dat dat Rijk van God waarover Hij spreekt niet van de ene op de andere dag kan worden gevestigd. Dat heeft nu eenmaal tijd nodig… misschien wel veel tijd… Want evenals de leerlingen tóen moeten ook wíj geduldig zijn, wat natuurlijk niét hetzelfde is als passief achterover leunen. Want dat Rijk Gods, dat wil zeggen, een wereld naar Gods bedoelingen, ontstaat natuurlijk niet vanzelf. God mag dan in het verborgene aan het werk zijn, maar ook wij – wij mensen – moeten daar iets voor dóen. En dan doel ik niet per se op grootse daden waar de hele wereld van opkijkt. Nee, wij allen zijn geroepen dát te doen wat in ons vermogen ligt. En dat zijn in de eerste plaats: de gewone, kleine dingen van alledag. Gewone kleine dingen die onbeduidend lijken als dat mosterdzaadje.
En zie dit heel concreet: in een bemoedigend woord voor iemand die klem zit, of een luisterend oor voor wie omhoog zit. Een klein gebaar van nabijheid, een glimlach… Dit alles lijkt in ónze ogen vaak zo klein en onbeduidend, maar is vanuit het perspectief van Gód juist groots.
In al die kleine dingen waarin wij ons zorgzaam tonen voor elkaar, juist dáárin komt Gods liefde aan het licht. De kleine tekenen zijn als die mosterdzaadjes: wíj mogen ze zaaien; maar het kiemen, de groei, de úitwerking van die tekenen, die komt van God. Het is Gods Geest die zich – vanuit het verborgene – doet kennen zoals die wonderlijke kiemkracht van het zaad.