Door: abt Denis Hendrickx
Lezingen: Openbaring 11,19A;12,1-10B; Korinthe 15,20-26 en Lucas 1,39-56
Een week geleden zijn de eerste spelen in Japan officieel afgesloten en nu wordt er gestreden in de paralympische. Drie weken lang waren we getuige van wereldomspannende strijd op sportief gebied. Sportmensen uit meer dan 100 volkeren van alle werelddelen streden om de eerste, de snelste en de beste te zijn. De winnaars werden beloond met medailles en gehuldigd. Bij thuiskomst werd dat nog eens extra overgedaan. Het nationalisme vierde hoogtij en gekleurde medemensen werden over de grote breedte bij hun overwinningen als ware landgenoten gevierd. Wel een schril contrast met hoe we anders zo gemakkelijk mensen van elders gekomen bekritiseren en zouden willen terugsturen naar het land van hun geboorte.
Sporthelden trokken en trekken wereldwijd de aandacht van miljarden kijkers en luisteraars. Strijd, overwinning en ondergang, daarvan spreekt ook het visioen uit de openbaring van Johannes. Heel beeldend vandaag de enkele woorden rond een zwangere vrouw, om leven en poging tot aantasting daarvan aan de orde te stellen. Een draak als beeld van het kwaad en het verderf dat in deze wereld heerst. Een zwangere vrouw die toekomst bij zich draagt, die toekomst wil baren, die wordt geconfronteerd met allerlei struikelblokken die het nieuwe leven zouden kunnen bedreigen. Een grote vraag wordt naar voren gebracht: wie zal er winnen, de vrouw of het kwaad? Het einde van de openbaringswoorden van vandaag is helder: de vrouw zal winnen. Ze baart haar kind. Uiteindelijk zal het leven overwinnen, zo luidt de boodschap van Johannes.
Deze woorden klinken op een hoogfeest van Maria. Deze vrouw neemt bij zoveel mensen een speciale plaats in. In welke kerk je ook komt, er branden altijd kaarsjes, en veruit de meeste van die kaarsjes branden bij het beeld van Maria. “Sta ons bij in alle nood”, zo bidden die kaarsjes in onze naam. Want dat is waarom we ons tot Maria wenden: dat ze ons zou bijstaan. We kunnen dat aan alle heiligen vragen, we kunnen het aan Jezus, aan God onze Vader, vragen, maar we vragen het toch aan Maria. En wat te denken over het feit – zoals afgelopen dagen in de krant stond vermeld – dat er veel kerken worden gesloten, maar het aantal Mariakapellen uitbreidt. En dan komt er ook nog bij dat in de afgelopen weken een christelijk-gereformeerde hoogleraar iets deed waar iedereen van opkeek: hij schreef een boek over Maria.
Het feest van deze dag, Maria Tenhemelopneming, berust op een dogma uit 1950. Eigen aan dogma’s is over het algemeen dat ze in de regel verkondigen wat grote groepen al lang geloven. Het vertrouwen in Maria dat door alle tijden heen bij mensen leeft is in woorden gevat: zij is niet dood maar zij leeft in Gods liefde voort. In het dogma wordt Maria ‘opgehemeld’, zij krijgt grootse en verheven titels mee. Maar het gaat niet om de woorden, maar om de waarde van het dogma. En die lijkt me helder en duidelijk: Maria laat geen mens in de steek, is onze toevlucht, troosteres en helpster. Zij staat aan onze kant, hoog-verheven en heel nabij.
Maria, een teken van hoop in onze wereld. Wat is haar kracht, wat maakt haar zo menselijk nabij en tegelijk zo hoog verheven? Nog steeds weet Maria velen te inspireren. Zij is iemand die voor het wonder van God openstaat, iemand die daar ook rond voor uitkomt, die lang niet alles begrijpt, maar in haar hart blijft overwegen en bewaren… en schatbewaarder, die het geheim van het geloof niet voorbij holt, maar koestert. Hebben wij daar niet meer dan ooit behoefte aan: mensen die openstaan voor het geheim, durven zien en zeggen dat het leven meer is dan wat we grijpen en begrijpen kunnen? Mensen die voorbij zien aan ons jagen en jakkeren, die ons de ogen openen voor de andere kant van ons economisch en maatschappelijk denken. Mensen die ons in alle eerlijkheid en openheid voorhouden dat Corona verschrikkelijk is, maar dat de klimaatproblematiek nog veel grotere gevolgen zal hebben.
Maria, zij bewaart de schat van het geloof. Ze is ook schatbewaarder van alles wat ons, mensen, ter harte gaat. Hoeveel mensen leggen niet juist bij haar hun vragen, zorgen en twijfels neer? Een mens bij wie je je hart kunt uitstorten, zo iemand is goud waard. Iemand die naar je luistert, bij wie je je veilig voelt, voor wie je niet bang hoeft te zijn dat ze je diepste geheimen prijsgeeft, rondstrooit, je er mee chanteert. Een mens bij wie je je geborgen voelt. Gesprekspartners op onze levensweg, we hebben ze broodnodig. Zalig als je zo’n mens tegenkomt, zalig als je zo’n mens kunt zijn voor een ander. Mensen met een open oor en een open hart staan in de lijn van Maria.
Maria heeft een spoor getrokken door deze wereld, een spoor waarin mensen zich kunnen herkennen, zich veilig voelen. Soms als het heel donker wordt, licht zij ons voor, staat zij ons bij. Altijd verwijst zij naar haar zoon, Jezus.
Zo’n mensen, zalige mensen die je hoog moet houden, hoog – verheven! Gaan wij er voor…?