Door: abt Denis Hendrickx
Lezingen: Numeri 6, 22-27; Galaten 4,4-7 en Lucas 2, 16-21
Met zijn allen zijn we in de afgelopen nacht over de drempel van 2021-2022 gestapt. In de afgelopen dagen is er veel teruggekeken op de gebeurtenissen van het afgelopen jaar en in de komende uren en dagen zal dat zeker ook nog regelmatig gebeuren.
Wat wensen we elkaar eigenlijk toe? Wat verwachten we van het nieuwe jaar? Dat het mij meezit? Dat er een einde komt aan de pandemie? Dat het geluk mij toelacht? Niks mis mee. Toch is de boodschap van het ‘kind onder ons geboren’ anders. Wat wenst ons het feest dat we vandaag vieren toe? Velen kijken uit naar een nieuw begin zonder dat de oude wonden zijn genezen. Er is veel verdriet in de wereld maar met de komst van Jezus klinkt een belofte, een onweerstaanbare hoop op gerechtigheid en vrede.
Aan het einde van het evangelie van deze dag hoorden we dat het kind besneden werd: ingrijpender dan een tatoeage dat tegenwoordig zo in is, ontving het Jezuskind een merkteken van een relatie, van de relatie die God is aangegaan met afgeschreven mensen. Hij begint een nieuwe geschiedenis en juist dan zegt God: ik maak u tot vader van vele volken. Een begin boven alle verwachting, waar je denkt dat het afgelopen is; En dat herhaalt zich steeds opnieuw, jaar na jaar, generatie na generatie. De boodschap is dat God zijn armen om onze geschiedenis slaat, wat er ook gebeurt; dat ‘het goed komt’, maar anders dan wij denken. Waar komt het dus op aan? Dat wij verwachtingen mogen hebben – zonder hoop kunnen we niet leven. Maar dat we onze stellige verwachtingen kunnen loslaten als het anders loopt, en de realiteit aangaan die ons teleurstelt en daarin toch toekomst open houden vanuit de gedachte ‘wie weet, God weet’. Want het is in de harde realiteit, soms niet om aan te zien, dat God aan het werk is.
Deze dagen van terugkijken en de toekomst met open vizier tegemoet treden haalt niet alleen persoonlijke emoties naar voren die ons in hun greep houden, maar ook naar maatschappelijke problemen, waarvan we het slachtoffer werden, inclusief de coronacrisis en de nog groter dreigende klimaatcrisis, en niet te vergeten al die terreurdaden op zoveel plekken van onze wereld. Maar we kijken in deze dagen toch ook en vooral vooruit, hoe onzeker we ons dan ook voelen over wat er allemaal te gebeuren staat. Heel wat mensen kijken naar het nieuwe jaar met zorg en angst. Sommigen zijn op zoek naar een veilige haven, naar enige zekerheid over de gezondheid, naar een eigen woning met zo’n beperkte woningvoorraad, we voelen ons opgejaagd en willen tot rust komen. Velen leven in vertwijfeling en wanhoop, zowel op economisch als relationeel vlak. Daarnaast baren de oorlogen die uitgevochten worden ons steeds meer zorgen.
Bij het verleden kunnen we ons altijd beroepen op feiten, de toekomst berust op verwachtingen: positief dan wel negatief. Verwachtingen hebben we genoeg, zowel persoonlijk als maatschappelijk en we vragen ons af, of ze werkelijkheid zullen worden. Zullen mijn relaties stabiel zijn? Hoe zal mijn/onze materiële toekomst eruit zien? Zullen we eindelijk de problemen in ons samenlevingsverband kunnen oplossen, of het nu gezin, familie of leefgemeenschap heet? Zal de kloof tussen rijk en arm smaller worden? Zal de discriminatie minder worden? Zullen de godsdiensten toleranter worden? Zullen de kerken meer begrip krijgen voor elkaar? Deze en nog duizend andere vragen houden ons in de greep.
En is het niet zo dat als we eerlijk zijn we zullen ontdekken, dat elke vraag die we stellen iets in zich draagt dat te maken heeft met relaties. Het gaat daarbij over de relatie die we bezitten tegenover de op ons afkomende problemen, zowel persoonlijk als maatschappelijk. Hoe we het ook wenden of keren, we zijn als mensen met elkaar verbonden. We zijn gemeenschapsmensen. Dat is in onze natuur verankerd.
Voor de gelovige mens zal het duidelijk zijn, dat we een relatie met de Eeuwige hebben of nog beter dat Hij een relatie heeft met ons. Vanuit die relatie komen we tot een religie, tot een levensbeschouwing die ons leven zin en inhoud geeft, of deze nu joods, christelijk of islamitisch is.
Van daaruit kunnen we tot de overtuiging komen, dat we relaties met elkaar moeten opbouwen, om het leven zinvol te maken. Geen enkel persoonlijk of maatschappelijk probleem kan opgelost worden, als we ontkennen dat we relaties hebben met elkaar. En relaties moeten duurzaam zijn, willen ze in het leven een houvast geven. Misschien ligt hier wel een reden, dat problemen in de persoonlijke en maatschappelijke sfeer zo moeizaam tot een oplossing komen. Waar geen dialoog is, kan geen relatie ontstaan en ook geen religie gedijen.
In zijn boodschap bij gelegenheid van deze eerste dag van het nieuwe jaar spreekt Paus Franciscus zijn ongenoegen uit over de toenemende militaire uitgaven, ondanks de coronacrisis. En tegelijk klaagt hij het drama van de honger en ondervoeding aan, dat hij als een gevolg ziet van een economisch systeem waarin de solidariteit niet op de eerste plaats komt. Paus Franciscus wijst bedrijven op hun maatschappelijke rol en moedigt ze aan om te streven naar een evenwicht tussen economische vrijheid en sociale rechtvaardigheid. Wat betreft vredesopbouw wijst hij op de onvervangbare rol van de dialoog, die altijd is gebaseerd op vertrouwen. Hij roept op tot een dialoog tussen de generaties om echte duurzame vrede tot stand te brengen.
In de eerste lezing van deze morgen ging het heel nadrukkelijk over de zegen. Als wij Gods naam uitspreken over elkaar – binnen welk leef-of werkverband dan ook – zal God die mensen zegenen. En zegenen kent als rijke inhoud dat ons leven niet te verwaarlozen is, dat we geloven dat we gewenst zijn, dat we kostbaar zijn in Gods ogen.
Het oude jaar met al zijn zegeningen en tragiek laten we achter ons. We bewaren net als Maria al het goed in ons hart, en net als de herders bedanken wij God. Er is een nieuw jaar waarin wij elkaar en God weer hard nodig hebben. Maak het goed voor wat u zelf betreft en gun het goede aan elkaar.