Door: prior Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: Jesaja 6,1-2a.3-8; 1 Korintiërs 15,1-11; Lucas 5,1-11
In mijn jeugd heb ik vaak gevist aan zee, in Zeeland, waar wij met de familie een vakantiehuisje hadden. Vissen, samen met mijn vader en mijn broers. Héérlijk, in weer en wind, aan het strand of vanaf de dijk. Onze favoriete stekkies waren soms moeilijk bereikbaar, maar stonden steeds garant voor een goede vangst. Maar een echte visser praat daar niet over, zo leerden wij dat. De beste visstekjes geef je niet zomaar prijs. Je geniet van de natuur en van elkaars gezelschap. Het zijn voor mij kostbare herinneringen…
Jezus toont zich vandaag – zo lijkt het – ten overstaan van visser-vrienden niet echt een kenner: Vissers praten weinig, Jezus spreekt met luide stem. Vissers vissen bij voorkeur ’s nachts, Jezus daagt Simon uit te vissen overdág. En niet te vergeten: vissers verraden nooit hun favoriete stek, terwijl Hij Simon onverhuld verwijst naar rijke wateren…
Jezus lijkt, zo oppervlakkig gezien, dus geen ervaren visser. Maar als we dieper kijken, voorbij de spiegeling in het water; als wij, zoals een dichter, met ons hart reiken naar de symboliek die áchter al die woorden schuilgaat, dán dringt zich opnieuw die vergelijking op, de vergelijking met een visser, maar nu op gééstelijk niveau.
Zoals binnenwatervissers, vóórdat zij hun lijn uitwerpen, lokaas werpen in het water, zo spreekt Jezus, voorafgaand aan de vangst, woorden van bevrijding, woorden van God die hele volksmenigten op de been brengen. Aan de oever van het meer wordt het dringen. Jezus’ boodschap voedt de harten van de mensen. Lege diepten veranderen op slag in rijke wateren. Massaal geeft men zich aan Hem gewonnen: de vangst is groot.
‘Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst’. Deze woorden sprak Jezus tot Simon, opdat ook híj rijkelijk zou vangen.
‘Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst’. Deze woorden worden ook tot óns gesproken, vandáág. Als wij in Jezus’ kielzog durven varen en tot anderen – net als Hij – woorden van bevrijding spreken, elkaar bemoedigen en sterken, dan zullen ook wij bij anderen rijke wateren ontwaren, en zo elkaar naar God toe leiden.
Wellicht komen wij ook in onszélf stille wateren op het spoor, stille, rijke wateren met diepe gronden, waarin wij, als wij goed luisteren, net als Jesaja, Gods stem kunnen horen, de stem van God die roept: ‘Wie moet Ik zenden?’ Jezus wil, dat wij elkaar dié favoriete visstekjes aanwijzen. Het zijn dié stekjes in onze harten die garant zullen staan voor een rijke vangst, zolang wij maar – zoals Jesaja – God bescheiden durven antwoorden: ‘Hier ben ik, zend mij!’