Donderdag 14 april 2022 – Witte Donderdag

Door: abt Denis Hendrickx
Lezingen: Exodus 12, 1-14; 1 Korinthe 11,23-26; Johannes 13, 1-15

Als je met elkaar de maaltijd wilt gebruiken wil je graag goed en precies weten hoeveel borden er klaargezet moeten worden. In onze abdijrefter is het een vast ritueel om er precies achter te komen met hoeveel personen de maaltijd gedeeld zal worden, hoeveel gasten er zullen zijn. Samen eten is een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven. Het moet dan ook een verschrikking zijn voor die ruim 4,5 miljoen Oekraïners en de miljoenen van elders op de wereld die onderweg zijn, dat zij niet in staat zijn om aan tafel te gaan met hen die hen zo nabij zijn.

Bij de maaltijd zijn de gezichten naar elkaar toe gekeerd. Samen eten is niet alleen eten, het is ook een ontmoeting. Mensen die samen eten, willen met elkaar te maken hebben. Er is altijd een soort verbondenheid met elkaar. Door samen eten kan die verbondenheid zelfs verdiept worden.

Voor de grote uittocht eet het volk van Israël lam, ongezuurd brood en bittere kruiden. Als volk met elkaar en met God verbonden. Alleen zo willen ze de moeilijke reis aanvaarden.

Hier in deze ruimte voor de christelijke liturgie weten we nooit echt – en zeker niet precies – hoeveel borden er klaargezet moeten worden. De tafel is gedekt voor wie maar komen wil. Maar iedereen die komt is wel gehouden aan de regels van een goede maaltijd, want als wij niets met elkaar te maken willen hebben, stelt die maaltijd weinig of niets voor en vindt er geen ontmoeting plaats. Niet met elkaar en niet met de gastheer. Op talloze manieren horen mensen bij elkaar. In talloze variaties  delen ze met elkaar deze wereld, dit leven. En wat is dat …menselijk leven ? Dat je deel hebt aan het leven van anderen, dat je functioneren mag  in het geluk van een ander mens. Dat je kunt geven en ontvangen, en genomen wordt, aanvaard. Iedereen weet op de een of andere manier – door schade en schande wijs geworden – dat geven en delen alles te maken heeft met geluk.  Dat je breken moet, weggeven, en dat het anders geen leven is. Je bent gevoed, totdat je zelf iemand bent, die anderen voeden kan.

Wie hier komt, is welkom. Het is immers God zelf die ons uitnodigt. Elk onderscheid valt weg. Hier tellen geen rangen, geen inkomenstabellen, geen diploma’s. Afkomst en kleur doen er niet toe. De tafel is wereldwijd.

Het is heel even een grote droom. Een onhaalbaar ideaal, zou je ook kunnen zeggen. Want is het niet zo dat als we hier weg zijn we weer zo gemakkelijk terugvallen in ons oude patroon. Jezus zei het al bij het laatste avondmaal: de hand van het verraad ligt op tafel. Bij het passieconcert van enkele dagen geleden hier in de abdijkerk werd het essentiële van deze dag en vooral deze avond op een bijzondere wijze onder woorden gebracht: ‘De man van Nazareth heeft ons tijdens de maaltijd aangekeken. De één na de ander. Telkens bleven zijn ogen even hangen op elk van onze gezichten. Wat denkt hij? Hoe zal hij me noemen? ‘Dwaas, verrader, lafaard, zwakkeling, mislukkeling? En toen Hij de ronde met zijn blik gedaan had, ontkende hij de namen die wij onszelf in zijn ogen gegeven hadden niet. Maar voluit, royaal gemeend, zei hij: ‘ik hou van je‘ en waste onze voeten en at met ons.

Het hoogtepunt van deze avond – de eucharistie of het heilig avondmaal – werd en wordt nog vaak beleefd als een puur persoonlijke ontmoeting met God. Is het niet vooral een ontmoeting van God met zijn volk. Een wereldwijde verbondenheid. We worden niet alleen deelgenoot van Gods liefde, maar wij worden ook medeplichtig aan de levensopdracht van Jezus Christus. Wij staan niet alleen in het grote verbond met God, maar krijgen ook de opdracht ons verbonden te voelen met allen die aan tafel zitten. Het is een Godsontmoeting die niet zonder gevolgen kan blijven.

Brood breken tot gedachtenis van Jezus van Nazareth is volhouden, getuigen, verkondigen, spelen, profeteren: dat ooit alles voor allen zal zijn, een koninkrijk van gerechtigheid, God alles in allen. Het is een ernstig en ons zeer verplichtend spel. Wie hier dit uur zijn hand ophoudt, brood neemt en eet, die zegt daarmee dat hij een nieuwe wereld wil, waar brood en vrijheid is voor alle mensen; en wie uit deze beker drinkt, kiest voor een nieuw verbond met alle mensen. Een geladen maar volstrekt ondubbelzinnig gebaar: opstaan, naar voren komen, je hand ophouden, en amen zeggen.

En na het brood te hebben ontvangen zeggen wij amen. ‘Wij zeggen amen op ons eigen ritueel’ zo zei onze regelvader Augustinus  het in de vijfde eeuw tot zijn Noord-Afrikaanse gemeente over dit ‘ter communie ‘gaan. Het is ons eigen geheim dat wij geen leven hebben tenzij wij het delen, dat wij het moeten geven om het te kunnen ontvangen.

Amen.

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrief