Door: abt Denis Hendrickx
Lezingen: Handelingen 13,14.43-52, Openbaring 7,9.14B-17 en Johannes 10,27-30
In de afgelopen dagen zag ik – waarschijnlijk bij een reportage rond Koningsdag of Bevrijdingsdag – het beeld van de terugkeer van de herder met zijn schapen op de Drentse Heide. Een kudde schapen met een ruig uitziende schapenhoeder die maar weinig gelijkenis vertoonde met de zoetsappige voorstellingen die in de loop der tijd gemaakt zijn van Jezus als goede herder. Verschillende malen heb ik tijdens vakanties herders met hun kudde getroffen. En ook die herders hadden weinig of niets weg van een Jezus figuur met van die roze wangetjes zoals op veel schilderijen afgebeeld.
En herders als schapenhoeders hebben ook weinig weg lijkt me van een beschrijving zoals bezongen in romantische liedjes: ‘Op de grote stille heide, waarin een herder eenzaam ronddwaalt’. Lijkt me weinig van te kloppen: herders dwalen nooit eenzaam rond. Ze waken over hun schapen, en daar hebben ze de handen dag en nacht meer dan vol aan. De bijbelse herder is een echte nomade. Nu eens loopt hij voor de kudde uit, dan weer drijft hij de schapen van achteren op naar een plaats waar voor hen meer voedsel te vinden is. De bijbelse herder is allang blij als hij, naar gelang van het seizoen en een al dan niet gunstige regenval, plekken ontdekt waar de schapen iets te eten vinden.
Jezus noemt zichzelf goede herder, maar tegelijkertijd maakt hij anderen uit voor slechte herders: witgepleisterde graven, adderengebroed. Dat lijkt toch wel een beetje op verbaal geweld, zoals we dat tegenwoordig zouden formuleren. Het is op zo’n moment duidelijke taal van iemand die er geen doekjes om windt, keihard de waarheid zegt en beslist geen lamme goedzak is, ook al noemt hij zich de goede herder. Jezus zegt van zichzelf: ‘Ik ben zachtmoedig en nederig van hart’, maar als het er op aankomt weet hij van geen wijken, en doet Hij geen concessies, al brengt dat nog zoveel spanningen en conflicten met zich mee, en zal het uiteindelijk zijn dood worden.
Jezus zegt van zichzelf dat hij zachtmoedig is, maar hij spreekt ook over zijn woord als een tweesnijdend zwaard, en hij noemt zichzelf een steen des aanstoots. Hij keert zich soms met geweld tegen het institutionele geweld van religieuze en politieke machthebbers. Ik denk dan ook dat hij zich in deze onze dagen nadrukkelijk zou afkeren van Poetin en mgr. Kyril. Tegelijkertijd echter zien we ook dat hij accepteert een weerloos slachtoffer te worden, dat zich niet tegen het geweld verzet. Hij stelt het kwaad aan de kaak, maar geeft tegelijkertijd zijn leerlingen het evangelisch advies zeventig maal zeven keer te vergeven.
Wanneer wij als christenen het kwaad uit onszelf en uit de wereld willen bannen, is dat dan wel mogelijk zonder die schijnbare tegenstrijdigheid die Jezus ons laat zien en voorhoudt. Als we er zo weinig in slagen het kwaad te overwinnen in onszelf en in de wereld om ons heen, komt dat dan niet doordat we als christenen omwille van de lieve vrede de confrontatie met onszelf en de ander maar liever uit de weg gaan.
Op deze zondag wordt gevraagd om speciaal stil te staan bij geroepen worden tot voorganger, tot leiderschap. En dit weekend van roepingenzondag wordt al snel verengd tot geroepen worden tot het priesterschap of het religieuze leven. En als we naar een getalsmatig resultaat kijken dan moeten wij vaststellen dat er tegenwoordig weinig geroepenen zijn. Roept God minder of luisteren we niet ?
Leiderschap in welke organisatie dan ook – en de kerk vormt daar geen uitzondering op – is zeker nodig en noodzakelijk, maar hoe en wat ? Leiderschap kan verschillende vormen aannemen. Ambten en functies in de kerk van nu zijn anders dan die van 50, 100 en 200 jaar geleden. Het kan toch zeker niet alleen meer gaan om ongehuwde gewijde mannen die het voor het zeggen hebben. Het hoeft toch niet ‘per se ‘slecht met de kerk te gaan als er minder priesters zijn. Het gaat zeker beter met de kerk als veel geïnspireerde en toegewijde mensen meewerken aan de opbouw van de geloofsgemeenschappen, aan de opbouw van het Rijk van God in deze wereld, waar zoveel waanzin en geweld de boventoon voert. En hoe dat dan moet gebeuren, welke houding daarvoor het beste aangenomen kan worden, dat wordt ons vanuit het evangelie aangereikt. Ambtsdragers en functiebekleders – op beroepsmatige of vrijwillige basis meewerkend – zullen zich steeds moeten spiegelen aan het model van de evangelische herder: helder en duidelijk zonder omwegen en recht op het doel af, maar tegelijkertijd ook met een grote zachtmoedigheid en tederheid: sterk en geen gesjoemel en tegelijkertijd vol van mildheid. Een sterke leeuw en tegelijkertijd een kwetsbaar lam. Zo’n invulling van herder-zijn is dat in feite ook niet het profiel van elke christen.
In Jezus de goede herder, hebben wij als gelovige christenen, wat dat betreft een inspirerend voorbeeld want van hem kan gezegd worden: ‘Hij die ons kent bij onze naam en ons oproept om niet alleen te leven, niet alleen te gaan geloven, en ons niet los te maken van de kudden.
Hij die ons kent en ons oproept om te luisteren naar mensen die het niet alleen kunnen, mensen die veiligheid en geborgenheid zoeken, die in de verdrukking zijn geraakt en vragen om mensen om zich heen. En wat betekent dat in deze dagen van bruut oorlogsgeweld, van oneerlijke verdeling van de goederen van de aarde en dagelijks waanzinnig geweld op straat.
Ja, hij die ons kent bij onze naam roept ons op de weg te gaan die Hij gewezen heeft. Zo’n grazige weide. Wat zou dat heerlijk zijn. Amen.