Norbertijn Joost Jansen heeft in zijn leven vele mooie reizen gemaakt, mooie plekken bezocht en bijzondere mensen ontmoet. Vanaf deze maand kijkt hij hier maandelijks op terug. Dit eerste artikel gaat over ‘pelgrimeren op de fiets’.
Door: Joost Jansen o.praem. | Foto’s: Pixabay
Helaas… lange tochten op de fiets met een tentje achterop en dan zo’n twee- tot drieduizend kilometers maken, dat zit er voor mij niet meer in. Met mijn ‘voortschrijdende anciënniteit’ (zoals een vriend mij vaderlijk toesprak) kan ik deze uitdagingen niet meer aan. Wat blijft zijn de herinneringen én de ervaring. Over deze herinneringen en ervaring wil ik het hebben.
Ik heb deze pelgrimstochten altijd in mijn eentje gedaan. Het gehele jaar door ben ik veel ‘onder de mensen’ en de weken verlof gebruik ik dan om helemaal tot mezelf te komen, de balans op te maken om het nieuwe jaar met vertrouwen tegemoet te gaan. Wanneer je alleen gaat, ben je overgeleverd aan de elementen. Dit kunnen het weer zijn – van bloedhitte tot zelfs nachtvorst – als ook wat je onderweg aan uitdagingen tegen komt. Ik ben bijvoorbeeld op weg naar Santiago de Compostela door een auto geschept en heb meer dan een half uur bewusteloos aan de kant van de weg gelegen.
Een glas water
Water is levensnoodzakelijk. Je kunt wel een keer met wat minder eten maar zonder water kun je niet. In de zomer kan het in zuidelijk Europa erg warm zijn en de twee bidons op mijn fiets worden geregeld bijgevuld. Ik herinner me hoe ik ergens stil hield en aan een vrouw die de ramen aan het zemen was om water vroeg. Zij weigerde. Ik voelde dat dit niet goed is. Water is zo basic dat het weigeren hiervan uit den boze is. Gelukkig staat daar een andere ervaring tegenover. Opnieuw vraag ik water voor mijn twee bidons aan een man die in zijn voortuin aan het werk is. Hij neemt ze aan, loopt naar binnen en komt met de gevulde bidons terug. Zijn vrouw komt achter hem aan met een groot glas water: voor de eerste dorst… Ik bedank ze en zeg dat ik voor hen in Rome zal bidden.
Crux de Ferro
Driehonderd kilometer vóór Compostela is er een 1300 meter hoge, wat kale berg waarop een groot ijzeren kruis staat. De pelgrim wordt veronderstelt hier een meegenomen steen neer te leggen. In deze symboolhandeling wordt de laatste ballast die je in je draagt, neergelegd aan de voet van het kruis. Er liggen daar heel veel stenen!
Ik klim met mijn fiets omhoog. Het is vroeg in de morgen en het miezert wat. Ik neem mijn steen, sta stil voor het kruis, er komt veel ballast in mij op… Ik leg mijn steentje neer, kijk nog naar het kruis en keer me om. Ik zie een muurtje en vooraleer verder te fietsen, ga ik even tegen het muurtje zitten. Na enige tijd zie ik in de verte een andere pelgrim aan komen lopen. Hij ziet mij niet, ik hem wel. Ook hij staat enige tijd stil voor het kruis, pakt zijn steentje en legt het heel eerbiedig neer. Hij blijft weer ingetogen voor het kruis staan en vervolgt zijn weg.
Hij heeft mij niet gezien. Wij hebben elkaar niet gesproken en toch voel ik het diepe contact dat we met elkaar gemaakt hebben. De gezamenlijke symboliek heeft ons tot elkaar gebracht. Op de een of andere wijze vergeet ik deze mens niet. Hij heeft me geraakt door zijn eerbiedige houding die Crux de Ferro ook bij mij heeft opgeroepen.
Uitzicht
Ik klim en klim en klim… De helling is stijl, acht procent denk ik. Mijn randonneursfiets met twee tassen voor en twee tassen achter kreunt en steunt, oftewel ik doe het. Ik kom boven en dan… een prachtig landschap ontvouwt zich. Er hangt nog wat ochtendnevel, een kerkje komt met zijn spits net boven een laaghangende wolk. Ik word overweldigd door de schoonheid van Gods schepping. Hoe kan het dat mensen niet in God geloven! ‘Heer, onze Heer, hoe ontzagwekkend is uw Naam allerwege op aarde…’ (Psalm 8) welt in mij op. Het aanzicht is adembenemend. Ik moet nu stoppen met de superlatieven. Het is al weer enige jaren geleden maar de herinnering ervan is in mijn hart gegrift. Hoe mooi is dit in de mens, iedere mens, dat hij zo geraakt kan worden dat hij dit voor eeuwig in zich draagt.
Het doel is de weg
Iedere pelgrim zal het beamen: het doel van pelgrimeren is ‘de weg’. De drie geschetste ervaringen heb ik onderweg opgedaan. Het gaat niet om zo snel mogelijk de gekozen ‘heilige plaats’ – de bedevaartsplaats – te bereiken. Soms is dit zelfs teleurstellend omdat vele van deze plekken tamelijk gecommercialiseerd zijn met veel, zeer veel toeristen. Het gaan van de weg is het doel.
In mij komt dan onmiddellijk het woord van Jezus op: ‘Ik ben de weg…’ (Johannes 14,6). Het is een opdracht voor iedere christengelovige om onderweg te zijn, om samen met anderen op te trekken, ervaringen uit te wisselen. De mooie momenten in pelgrimsherbergen waar ieder voldaan van een lange dag bij elkaar verpozing zoekt door samen te eten, te spreken over wat ieder bezig houdt. Vaak heel openhartige gesprekken omdat ieder weet dat men elkaar waarschijnlijk niet meer zal tegenkomen. Ontmoetingen van mensen die met ‘hetzelfde sop overgoten’ zijn. Pelgrims die door het gaan van de Weg alleen maar meer pelgrim worden.
Joost Jansen is norbertijn van de Abdij van Berne in Heeswijk-Dinther