Door: abt Denis Hendrickx
Lezingen: Sirach 50,1-13A; Romeinen 12, 1-8 en Matteus 25, 14-30
Inleiding
Er zijn nogal wat overeenkomsten van Pinksteren met Norbertus en de Norbertijnen. In de Pinksterweek van 1134 overleed Norbertus in Maagdenburg. Daar werd hij begraven te midden van zijn medebroeders van de Maria Abdij. Hij had immers gekozen voor communio in leven en sterven. Met Pinksteren in 1970 werd het grote hervormingskapittel van de orde na het Tweede Vaticaans concilie afgesloten met nieuwe constituties voor de orde. Vorig jaar wilden we als abdij op Tweede Pinksterdag – 24 mei, herdenkingsdag van de heilige Norbertijn van Steinfeld (de Eifel in Duitsland) een ontmoetingsdag houden. Corona maakte dat onmogelijk. Dit jaar wordt de dag gehouden op Tweede Pinksterdag, uitgerekend de dag van de jaarlijkse herdenking van Norbertus.
De verhalen van de Geest van Pinksteren, het levensverhaal van Norbertus en zijn beweging, laten zich her-talen of her-vertellen. Ze groeien, ze verlaten hun eigen tijdperk. Ze helpen ons onze ervaringen vandaag op waarde te schatten. Ze nodigen ons uit om vandaag, zoals toen, hoop te vinden en te handelen. Laat ons daartoe bidden met woorden van de Kyrielitanie.
Verkondiging
Net als de leerlingen toen zo melden de verhalen van Pinksteren zijn ook wij vandaag bedreigd door ontmoediging. Ook onze zo veel belovende wereld lijkt op een sisser uit te lopen. Ook wij zijn bezorgde en angstige mensen, die onrustig slapen en onder tergende stress gebukt gaan. Ook wij willen ontsnappen in de zorgeloosheid van virtuele werelden die ons verdoven.
Pinksteren nodigt ons uit anders te kijken. In Pinksteren ontdekken we het werk van de Geest in ons samenleven door te zien wat aan sommigen en ook onszelf gebeurt. De angst en moedeloosheid worden op aanstekelijke en profetische wijze doorbroken en er ontstaat een nieuwe wijsheid: durf te geloven, te hopen en lief te hebben voorbij de vertrouwde grenzen. We mogen verder denken, meer doen, dieper dromen en ons laten verrassen. We mogen leven , als het ware op Gods krediet vanuit Gods visioen. We wagen het om de deuren en de vensters van onze moedeloosheid open te gooien, de confrontatie met de werkelijkheid aan te gaan en zelfs in de storm te staan.
We leren nederig te luisteren naar de ander, want in die ander spreekt ook de Geest. En is dit nu juist niet uitgerekend de dragende gedachte waarom Paus Franciscus ons uitnodigde om in het synodaal proces te stappen. En wat is het mooi dat uitgerekend in deze dagen rond Pinksteren eerste resultaten naar buiten worden gebracht van hoe er over kerk-zijn in deze tijd in deze onze wereld wordt gedacht en gevoeld. Het waaien van de geest heeft geleid tot warme pleidooien om gemeenschapsleven te bevorderen, om vernieuwingen meer ruimte te bieden, om de leiderschapscultuur van hiërarchie te hervormen , om vorming en catechese ruimere aandacht te geven en om als kerk in al haar gedingen nadrukkelijker deel te nemen aan het maatschappelijke debat en dagelijks leven.
Norbertus en zijn beweging passen helemaal in de pinkstersfeer. Van Norbertus is maar weinig overgeleverd. Uit dat weinige weten we dat hij het evangelie probeerde terug te geven aan de gewone mensen. In Norberts tijd was het evangelie het bezit geworden van geleerden en machthebbers. Degenen die het evangelie moesten verkondigen en behoeden leefden er niet naar. Van het evangelie werd een wetboek gemaakt dat van boven op de mensen neerkwam. Norbert begreep het evangelie als een levensboek voor gewone mensen. Wanneer het evangelie weer sprankelt van leven in taal en gedachten van alledag, dan pas leeft het evangelie, leeft Hij onder ons.
Het is opvallend dat – zoveel eeuwen later – de aanleiding en uitnodiging voor het synodaal proces rond dezelfde punten cirkelt.
De Schriftwoorden welke zojuist geklonken hebben zijn een en al uitdaging om de pinksterboodschap serieus te nemen, om de handen in elkaar te slaan, om met elkaar op te trekken, om elkaar te vertrouwen en ruimte te geven. Dat geldt voor het dagelijks leefverband binnen relaties van welke aard ook of het nu om twee personen gaat of om een religieuze gemeenschap; dat geldt voor plaatselijke geloofsgemeenschappen, voor burgerlijke gemeenten en ga zo maar verder.
De woorden van Paulus aan de Christenen van Rome en de evangeliewoorden van Matteus benadrukken groot vertrouwen van God in mensen. . Hij heeft ons, zo maakt Jezus met een gelijkenis duidelijk , zijn bezit toevertrouwd. Hij heeft ons zijn aarde in handen gegeven en die aarde moeten wij – ieder met haar of zijn mogelijkheden – zien te maken tot dat rijk van God.
En of je nu heel veel of bijna niks hebt meegekregen, je mag niet met je handen over elkaar gaan zitten niks doen. Je mag niet je eigen mogelijkheden wantrouwen, en bang of lui gaan zitten kijken hoe anderen de wereld verpesten of mooier en gelukkiger maken.. Je mag je talent niet ongebruikt begraven. Je moet er iets mee doen ten bate van anderen, en zo ten bate dan dat rijk van God.
Matteus en Paulus spreken bemoedigende woorden met het oog op waarachtig samenleven. Het zou me niets verbazen als Norbertus deze woorden ook met een zekere regelmaat heeft laten klinken om zijn ideaal kracht bij te zetten. Met elkaar gemeenschap vormen van dagelijks samenleven, met elkaar bouwen aan morgen als geloofsgemeenschap, als dorps – of stadsamenleving, als natie, als wereld.
Ons dagelijks leven als abdijgemeenschap, onze betrokkenheid met de ons omringende geloofsgemeenschappen, het samenleven in die verschillende gemeenschappen het vraagt erom voortdurend ruimte scheppen en elkaar vertrouwen te geven. Vertrouwen in nieuwe toekomst die al gaande is en tegelijk nog gerealiseerd moet worden.
Met zo’n boodschap trok Norbertus rond, tot zo’n boodschap heeft hij ons geroepen. Nodigen wij elkaar tot zo’n volgelingen uit, dat we ons verbonden weten, dat het wit mag zijn onder elkaar, dat het wit mag worden waar we nu nog zoekend zijn.