Door: abt Denis Hendrickx o.praem.
Lezingen: Amos 7,12-15; Efeziërs 1,3-14; Marcus 6,7-13
Als ik het evangelie over de zending van de twaalf in eigentijdse woorden mag vertalen, zou ik het als volgt het liefst willen samenvatten: Jezus geeft zijn pastorale taak aan anderen in handen. Hij zendt zijn leerlingen twee aan twee uit, om anderen hun pastorale dienst te bewijzen. Hun eigen opdracht is, om het Rijk van God te verkondigen door anderen wel te doen en te genezen.
We kunnen ons de vraag stellen, wie deze opdracht geldt. Wij zijn immers geneigd die opdracht over het algemeen toe te kennen aan hen die in de kerk officieel als pastor zijn aangesteld, met een sterke nadruk op gewijde celibataire mannen. Als we rondkijken en de actualiteit de revue laten passeren dan moeten we tegen deze achtergrond de consequentie trekken dat de Heer in onze dagen te weinig medewerkers roept, om in zijn naam het koninkrijk Gods te verkondigen. Wij zijn in Europa opgegroeid in een situatie waarin wij alle pastorale taken rustig konden overlaten aan een aanzienlijk kader van vrijgestelde priesters, terwijl tevens talloze religieuzen – mannen en vrouwen – hun diensten verleenden in onderwijs en ziekenzorg., later in verschillende pastorale velden op welk terrein dan ook.
In de samenleving die we vaak typeren als de Derde wereld heeft dit priestermodel, of liever deze hier gegroeide priesterkerk, nooit echt gewerkt. Daar blijkt dan ook ruimte te zijn voor mannen en vrouwen die allerlei deeltaken op zich nemen, omdat er daar een grote verscheidenheid ontstaan is in het kerkelijk ambt en er een leiderschap is gegroeid van binnenuit en geworteld in de eigen cultuur.
Met zoveel nadruk op een kerk waar als puntje bij paaltje komt uiteindelijk de dienst van de leiding exclusief aan priesters toekomt lijkt het gerechtvaardigd om de vraag te stellen of wel voldoende is doorgedrongen en doordringt dat de opdracht van Jezus veel breder bedoeld is. Jezus – zo lijkt me het evangelie van vandaag toch nadrukkelijk voor te houden – bedoelde toch, dat elke christen zich moet belasten met de taak die Hij zelf op zich genomen had: namelijk om het Rijk Gods te verkondigen in daden van menselijkheid en betrokkenheid op anderen. We worden er vandaag op uitgestuurd om het goede nieuws te laten klinken.
Wat is die goede boodschap? Wat hebben we te brengen bij mensen? Wat is onze levenshouding? Op deze vragen hebben de lezingen ons vandaag iets te leren. We sjouwen in ons leven heel wat mee, aan gewoonten, tradities, kortom: aan ballast. Soms misschien wel zozeer dat we geen aandacht meer hebben voor het ontluiken van iets nieuws. Van ballast kunnen we, zo maakt het evangelie duidelijk, ons maar beter ontdoen. Wat we wel meenemen voor onderweg is : voldoende Godsvertrouwen, geloof als een stok om op te steunen, sandalen die ons de richting van bevrijding doen gaan en een reisgenoot om staande te blijven en het uit te houden. Dus niet teveel onnodige bagage. Zonder ballast kunnen we ons vrijer bewegen, we hoeven geen spullen te bewaren en te bewaken en zo komt er meer tijd om veerkrachtig en met lichte tred onze weg te gaan.
Het evangelie van vandaag houdt ons de uitdagende vraag voor of niet alle gelovigen die bezield zijn door de idealen van Jezus, de opdracht hebben om de pastorale taken van woord en dienst, van verkondiging en diaconie op zich te nemen. Wij hebben toch allen – zoals in de Handelingen van de apostelen zo nadrukkelijk wordt aangegeven – de Heilige Geest ontvangen. En ook vandaag geldt dat de Geest waait waar Zij wil: aan de een wordt door de Geest een woord van waarheid gegeven, aan de ander een woord van kennis; de een krijgt de gave om zieken te genezen, de ander ontvangt de gave van de profetie.
Wij leven in een kritische en moeilijke periode van de kerkgeschiedenis. Corona maakt het moeilijk om samen te komen en te ontmoeten, om elkaar van nabij te inspireren en te bemoedigen. Van bovenaf wordt maar weinig groen licht gegeven om het leiderschap in nieuwe vormen te gieten. Voorzichtige stappen van het hoogste kerkelijke gezag – zo wordt voortdurend duidelijk – krijgen direct en vooral indirect de nodige tegenwerking, alsof er in de kerk posities verworven en verdedigd moeten worden. Willen we de toekomst niet uit het oog verliezen dan zullen we naar creatieve oplossingen moeten zoeken, die de voortgang van onze kerkgemeenschap garanderen. Zijn we daartoe niet bereid, durven we daarbij in uiterste gevallen geen grenzen te overschrijden, dan is jammer genoeg ook het einde van aan onze abdij toevertrouwde geloofsgemeenschappen ten einde. Waar het belang van mensen boven alles gaat, geldt niet de wet, maar de Geest met een hoofdletter. Mag het tot ons doordringen dat we allen gezonden zijn om door getuigenis en dienst het Rijk van God te verkondigen, om onze gaven van geest en hart in te zetten voor de idealen waarvoor ook Jezus onder ons opkwam. Mogen we het zien, voelen en ervaren dat de Heer ons alle moed geeft om te getuigen en dit getuigenis om te zetten in praktische dienst. Laten we doen wat we kunnen. Laten we niet al te snel teleurgesteld zijn als die boodschap niet welkom is. Gewoon verder gaan zegt Jezus. Schudt het stof maar van je voeten en ga vooral niet bij de pakken neerzitten. Talrijke initiatieven getuigen van geloof en hoop, ook al hebben de kerken daar soms moeite mee, omdat het zich buiten het instituut afspeelt. Laten we vertrouwen hebben en het ‘oordeel ‘aan God overlaten.