Door: abt Denis Hendrickx o.praem.
Lezingen: Handelingen 4,31-35; 1 Korinthe 12,12-30 en Johannes 15, 12-17
De man van deze dag zocht zijn vrienden op, om met hen in gemeenschap te leven met een gezamenlijk doel. Veel religieuzen – en ook wij als mannen en vrouwen van de norbertijnen beweging – deden en doen dat en ook veel zinzoekers zijn onderweg naar meer verbondenheid. Maar onze tijd kenmerkt zich door ontkerkelijking, door terugval van het aantal religieuzen, door eenzaamheid… Hoe kan Augustinus de mens van vandaag inspireren in het zoeken naar verbondenheid en het leven in gemeenschap? Hoe kunnen de Schriftwoorden van deze dag mensen bezielen en inspireren.
Voor Augustinus geldt dat de Kerk niet los te denken is van het vormen van gemeenschap. Van nature – zo geeft hij voortdurend aan – is de mens immers een sociaal en een door en door relationeel wezen. Vragen rond geloof, zingeving en levensbeschouwing zijn niet zozeer gediend met ‘juiste ‘antwoorden, maar vooral met het ‘samen op weg gaan met een gemeenschap die dezelfde vragen deelt‘. Een steeds opnieuw vertellen van verhalen. Het bij herhaling uitvoeren van rituele handelingen, het samen bidden en zingen, wekken gevoelens op van zekerheid en heelheid, van troost en bevrijding. En het is duidelijk dat onze regelvader daarbij zeker niet alleen dacht aan enkel standaardvieringen in een kerkgebouw, maar ook aan allerlei samenkomsten waar plaats is voor momenten waar mensen gezamenlijk tot verbinding en religieuze beleving komen. In een van zijn vele werken schrijft Augustinus: ‘Het zijn niet de muren die je omgeven die maken of je christen bent, maar wel of je deel uitmaakt van een gemeenschap van christenen. En hij verwoordt dat heel kernachtig: ‘één christen is geen christen’.
Augustinus heeft veel geschreven dat de Schriftlezingen van deze dag verder doet inkleuren. Hij hechte veel belang aan goede relaties binnen een gemeenschap, maar benadrukte daarin voortdurend de band met de wereld niet te verliezen. In een commentaar op de brief van Johannes zei hij: ‘Breidt uw liefde uit tot heel de wereld indien u Christus wil beminnen, want de ledematen van Christus leven in de gehele wereld.’ Een ander aspect dat aansluit bij het denken van Augustinus over gemeenschap betreft zijn voorkeur voor een vorm van religieus gemeenschapsleven. Hij geeft duidelijk die richtingen aan: een contemplatief gemeenschapsleven, een gemeenschapsleven gericht op actie en een mengvorm, namelijk de vorm waar contemplatie en actie elkaar in evenwicht houden. En deze laatste heeft duidelijk zijn voorkeur.
Als bisschop was een van zijn grote bezorgdheden de onrechtvaardigheid en de wantoestanden in de samenleving van toen. Hij nam het sterk op voor de armen en wilde de verdrukten bevrijden. Voor hem kan een gemeenschap dan ook alleen een waarachtige christelijke gemeenschap zijn wanneer ze het belang van liefdevolle relaties tussen mensen vooropstelt. In zijn belijdenissen formuleert hij dat een mens steeds meer mens wordt door te beminnen.. Hij denkt over gemeenschap in termen van ‘één van hart en één van ziel. En in zijn ook voor ons geldende regel voegt hij hier nog aan toe: ‘Leef dus allen één van ziel en één van hart samen en eer in elkaar God, want ieder van u is zijn tempel geworden’. En is het niet zo dat in die optimistische mensvisie van Augustinus ook de idee schuilt dat de Geest in ieder mens aanwezig is en te ontdekken valt.
Augustinus doet ons vandaag haarfijn herinneren aan de kerngedachte achter de woorden van Johannes zoals gelezen in het evangelie van vandaag. Woorden die ons eraan doen herinneren hoe Jezus ons is voorgegaan en wat Hij ons heeft voorgedaan. Aan Hem zie je hoe Hij recht doet aan anderen. Als wij zo met elkaar omgaan dan zouden wij uit eenzaamheid en duisternis weer levend worden, dan worden we telkens weer opgenomen in de kring van mensen. Dan zullen we ervaren dat het leven goed is, want echte liefde neemt mensen voor lief zoals ze zijn.
En als deze richtlijnen in algemene zin voor de christengemeente zijn geformuleerd dan gelden ze zeker voor religieuzen die heel nadrukkelijk aan elkaar en aan God hebben beloofd in zijn voetsporen te treden.
Mag de boodschap van de man van deze dag ons heel bijzonder in deze dagen inspireren en richting wijzen nu we zo nadrukkelijk uitgenodigd zijn om over onze toekomst na te denken en die vorm te geven. Mag zijn regel ons weer met nieuwe ogen doen leven: met elkaar – als geprofesten en in vriendschap met onze gemeenschap verbondenen – als gemeenschap in zijn voetsporen.