Zondag 1 september 2024

Door: Denis Hendrickx o.praem.
Lezingen: Deuteronomium 4, 1-8; Jakobus 1, 17-27 en Marcus 7, 1-23

Inleiding
Tijdens vijf achtereenvolgende weekends hebben we in het evangelie woorden van Johannes gelezen. Vandaag hervatten we het lezen uit het Marcusevangelie. En het lijkt erop dat al direct de meest fundamentele vraag aan de orde wordt gesteld: Waar is jouw hart? Niet uiterlijkheden en buitenkant zijn bepalend voor de kwaliteit van onze geloofsbeleving, maar de binnenkant, de intenties van ons hart.

Deze zondag, deze eerste dag van de 9e maand is ook de start van een bijzondere scheppingsperiode. Het is Wereldgebedsdag voor de zorg voor de schepping.  We vieren de goedheid van de schepping, we bidden ervoor en reageren op de schreeuw van de aarde.

En op de derde plaats is het voor mijzelf een moment van afscheid nemen. Op 10 januari 2013 koos de abdijgemeenschap mij tot haar 71ste abt. Gistermiddag heb ik officieel mijn ambt neergelegd en nu heeft prior Frank in zijn functie als administrator de taak om een nieuwe toekomst voor te bereiden. Medio oktober zal daarover een besluit genomen moeten worden.

Mogen we geïnspireerd worden door de woorden en verhalen, door het ontmoeten van elkaar op deze plek. Mag onze bewogenheid met elkaar en met onze lieve aarde kracht bieden voor morgen. Laat ons daartoe bidden met woorden van openheid en vergeving, woorden om een nieuw begin.  

Verkondiging
Je hoort het in politieke verklaringen en ook in kerkelijk verband nogal eens zeggen of je kunt het nogal eens lezen: ‘Er moet orde zijn’. Met chaos is niemand gediend, daar ga je aan ten onder, daar ga je van kapot. Orde op zaken is van groot belang. Maar het is de vraag wat er dan allemaal verstaan wordt onder zo’n orde. Het is immers niet hetzelfde als starheid en onveranderlijkheid, want daar ga je ook aan kapot. Hoe vind je tussen die twee uitersten een gezond evenwicht. Waar kan en voel je het hart spreken?

In het evangelie van deze dag gaat het niet om een onschuldig wissewasje. Sommige leerlingen van Jezus gingen aan tafel zonder hun handen te hebben gewassen en dit was voor de farizeeën en sommige Schriftgeleerden een bloedernstige zaak. Niet zozeer een kwestie van hygiëne, maar wel van respect voor de wet van God. Handen konden immers onreine dieren, dingen of mensen aangeraakt hebben. Wie onrein was, moest ver blijven van alles wat heilig was en moest ook het gezelschap van andere mensen mijden.

Jezus verdedigt zijn leerlingen en legt uit dat het niet om de wet van God gaat, maar om voorschriften van mensen. Jezus herinnert aan wat de profeet Jesaja zei over zijn religieuze leiders: ‘wat ze als ware leer brengen, zijn voorschriften van mensen.’ Zo helpt Jezus mensen onderscheid te maken tussen de wet van God en menselijke tradities. Ook andere religies onderstrepen dat de geest van de wet belangrijker is dan de letter. 

De irritatie van de Farizeeën en Schriftgeleerden is eigenlijk hoogst actueel. En dat geldt ook voor de felle reactie van Jezus. Beiden beroepen zich op God. Maar wel op een andere God. Dat is het probleem ook in onze tijd. Zoals Jezus stukgelopen is op hen die de sleutelposities in handen hadden,  zo lopen er ook momenteel mensen stuk op gevestigde structuren.

De sleutelwoorden van het evangelie zijn immers ‘En Toch’. Ondanks het schijnbaar aan het kortst eind trekken, toch ervan overtuigd zijn dat geloven in de God van Jezus het laatste woord heeft en leven betekent. Daar zit de overtuiging achter dat God niet stond achter de visie  en handelwijze van de farizeeën en Schriftgeleerden maar achter de levensstijl  van Jezus. Tegen die achtergrond is Jezus in gesprek met de mensen die hem hun vraag voorleggen. En hij prikt door hun vraag heen. Wie je bent zit niet aan de buitenkant, zit niet in mooie woorden.

Wie je bent blijkt uit wat je doet. Uit je daden blijkt of je hart op de goede plaats zit, of je je hart laat spreken, of je je laat leiden door wat je zelf van het leven hebt geleerd. En dan wordt ook duidelijk wat je geloof in God werkelijk betekent: lippendienst of eredienst, een mooie leer of een wijze van leven. Hem voor je karretje spannen of samen met Hem de kar van de zorg voor de kleinen  en onderdrukten trekken. Hem beleven als een doem of als iemand die samen met jou de weg van vrede, de vrijheid, de waarheid zoekt, niet alleen voor jezelf maar voor heel onze wereld. In verbinding staan met de hele schepping: dat we er een harmonieuze, heilzame en dankbare relatie mee hebben.

Met de Schriftwoorden van vandaag worden ons in verband met de schepping wezenlijke vragen voorgehouden. Want is het niet zo dat de natuur goed is en het onze harten zijn die vernieuwd moeten worden? Is het niet zo dat wij door de natuur kunnen bestaan? Dat de natuur ons onderhoudt en voedt? En betekent dat niet dat we daar geen misbruik van mogen maken door onderdrukking, geweld en achteruitgang van natuur en mensen? Rond de woorden van Deuteronomium uit de eerste lezing ‘het land dat gij in bezit gaat nemen‘ geldt dan ook de vraag Is de aarde ons bezit? Of van God? Of van de toekomstige generaties?

In de afgelopen ruim 11 jaar mocht ik met velen van u onderweg zijn, we probeerden bij en met elkaar de hoop levend te houden, om wegen naar morgen uit te stippelen, om niet terug te marcheren naar wat er allemaal was, maar verwachtingsvol uit te zien naar morgen. En die uitdaging blijft gelden nu onze wegen scheiden: lopen richting van wat er allemaal zou kunnen, het hart laten spreken, bij en met elkaar op adem komen en verhalen wat allemaal mogelijk is door met elkaar op te trekken als geloofsgemeenschap.

Ik denk dat ieder van ons het beeld voor ogen heeft van een betere wereld als je je hart laat spreken, dat er voor iedereen een plaats is onder de zon. Laten we die toekomstdroom niet vergeten. Laten wij ons voeden door de hoop die toch bij uitstek gestalte heeft gekregen in het verhaal van Jezus van Nazareth. En mogen wij van die hoop blijven getuigen.

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrief