Door: prior Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: Lezingen: Sefanja 3,14-18a; Filippenzen 4,4-7; Lucas 3,10-18
‘Wat moeten wij doen?’
In het evangelie van vandaag klinkt deze vraag tot driemaal toe.
Die vraag komt niet uit de lucht vallen. Er staan drie verzen vóór, die jammer genoeg buiten de lezing vallen. Misschien wel omdat daar zulke hárde woorden vallen… Maar voor het begrip van de gelezen tekst is het tóch goed om ook dié te horen: het is een ware tirade die Johannes de Doper uitstort over de mensen die in grote getale op hem afkomen om door hem te worden gedoopt:
“Adderengebroed”, zo begint Johannes, “Wie heeft u voorgespiegeld dat ge de dreigende toorn kunt ontvluchten? Brengt dus vruchten voort die passen bij bekering en zegt niet bij uzelf: wij hebben Abraham tot vader! Waarachtig, ik zeg u, dat God de macht bezit voor Abraham uit deze stenen kinderen te verwekken. Reeds ligt de bijl aan de wortel van de bomen. Elke boom dus die geen goede vrucht draagt, wordt omgekapt en in het vuur geworpen.”
Na deze tirade volgt dan die vraag uit het volk: “Wat moeten wij doen?” Die vraag komt dus – nogmaals – niet zo maar uit de lucht vallen, maar komt voort uit bezorgdheid, sterker nog: uit angst voor wat hen allemaal boven het hoofd zou hangen. Het zal je maar gezegd worden… “adderengebroed”!
Nu wil ik de vreugde van vandaag niet bederven – deze derde zondag van de advent heet immers “Gaudete, verheug u!” Maar dit heuglijke feestje kent dus ook een keerzijde. En die keerzijde is: bij alle mooie bespiegelingen en profetenwoorden over de komst van de Messias horen wel dáden, daden van bekering. Of – in de woorden van Johannes de Doper: “Brengt vruchten voort die passen bij bekering”. Wie denkt op grond van afkomst of van jongs af meegekregen religie al aan de goede kant te staan vergist zich deerlijk. “Elke boom”, zegt Johannes, “die geen goede vrucht draagt, wordt omgekapt en in het vuur geworpen.” Duidelijke taal dus, en bedreigend, inderdaad: bedreigend voor wie Johannes’ aansporingen en waarschuwingen in de wind slaat. Ik zei al: ik wil de vreugde van vandaag niet bederven, en dat hoeft ook niet. Want wie beréid is te luisteren en te handelen naar wat Johannes ons voorhoudt heeft niets te vrezen. Integendeel. Zélfs als je beducht bent regelmatig te falen óndanks al je goede bedoelingen, dan nóg is er geen reden tot ongerustheid.
Als ik nu even inzoom op die daden van bekering waarover Johannes spreekt, dan vinden we die nader toegelicht in het evangeliestukje van vandaag: delen van je overvloed met wie minder hebben. Eerlijk zijn, elkaar niet bedonderen. Geen misbruik maken van je positie, van je macht over anderen. Niet begerig zijn naar steeds méér: genoeg is genoeg! Klinkt allemaal heel actueel, vindt u niet? Veel misstanden uit de Oudheid zijn dezelfde als die in het heden. En tóch… Naast alle kwaad gebeurt er ook altijd véél goeds. Vroeger en nu. Ook op wereldschaal. Kijk bij voorbeeld naar het groeiend mondiaal besef om klimaatverandering een halt toe te roepen. Kijk bij voorbeeld ook naar internationale verbanden zoals de Verenigde Naties, die bedoeld zijn om conflicten tussen landen te voorkomen, door met elkaar in gesprek te zijn en te blijven, om zo oorlogen te voorkomen. Kijk ook naar het goede werk van allerlei hulporganisaties – regionaal, nationaal én internationaal – om noden te lenigen van mensen die in nood verkeren.
Terug nu naar Johannes.
Johannes de Doper is welbeschouwd zowel onheilsprofeet als heilsprofeet. Een onheilsprofeet voor wie zich schuldig maakt aan hoogmoed en huichelarij. Een heilsprofeet voor wie zich in woord en daad inzet voor de groei van Gods Rijk, voor wie meewerkt aan de bespoediging van de komst van de Messias. Heils- en onheilsprofeten. Velen zijn er in Johannes’ tijd mee vertrouwd, door het optreden van profeten als Hosea, Sefanja en Jesaja om er maar een paar te noemen… Daarom ook is het héél begrijpelijk dat men hem, Johannes, de vraag stelt of hij misschien de langverwachte Messias is… Maar nee, Johannes kent zijn rol. Hij noemt zich slechts zijn wegbereider.
Wij op onze beurt mogen ook leven in de verwachting van de komst van de Messias, niet in historische zin, maar liturgisch, elk jaar opnieuw, in de Advent. Verwachting in de zin van: Christus steeds opnieuw in onze harten willen ontvangen, Hem present willen stellen door in woord en daad te beantwoorden aan wat Hij van óns vraagt. De vraag ‘Wat moeten wij doen?’ mogen en moeten ook wij dus telkens opnieuw stellen. En dat Christus veeleisend is mag ons daar niet van weerhouden. We moeten ons niet laten ontmoedigen. Integendeel. Uit de Bijbelverhalen weten we, dat Gods barmhartigheid ons verstand ver te boven gaat. Jezus heeft ons hierover verteld en heeft het ons voorgeleefd.
Wij moeten allemaal proberen zuiver te leven, integer te zijn, barmhartig te zijn voor elkaar zoals God dat is voor ons. En niet alleen in woorden, maar vooral in daden. Als ons dat ook maar een béétje lukt, zullen wij – met de woorden van Paulus – mogen ingaan in “de vrede van God die alle begrip te boven gaat”. Dan zullen wij, ondanks het feit dat wij herhaaldelijk zullen falen, mogen ervaren: “Gaudete, verheug u, want uw Redder is nabij!”