Door: prior Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: Genesis 15,5-12.17-18; Filippenzen 3,17-4,1; Lucas 9,28b-36
Vorige week, op de 1e zondag van de Veertigdagentijd, heb ik in de parochie mogen preken over de beproevingen die Jezus heeft moeten doorstaan in de woestijn, direct voorafgaand aan de start van zijn openbare optreden. Ik kon me er maar moeilijk toe zetten een overweging te maken en dat geldt eigenlijk ook voor vandaag. Mijn hoofd zit vol van die vreselijke oorlog tegen Oekraïne. Alle andere gedachten vervagen daarbij, lijken zó onbelangrijk nu…
Ik heb betoogd dat wat we momentéél meemaken een éigentijds voorbeeld mag heten van duivelse verleidingen. Ik parafraseer:
‘De duivel voerde Poetin omhoog en toonde hem de Oekraïne. En de duivel sprak tot hem: ik zal u alle macht geven over dit heerlijke gebied… Als u in aanbidding voor mij neervalt zal dat alles van U zijn…’
Welnu, Poetin ís voor de duivel in aanbidding neergevallen en grijpt met grof geweld naar de macht. Niet de Russen in het algemeen, maar Póetin en de kliek rondom hem. Waarheid wordt verruild voor de leugen. Steden worden platgebombardeerd. Mensen worden kapotgeschoten, uitgehongerd, op de vlucht gejaagd! We zien het voor onze ogen gebeuren: wie in aanbidding neervalt voor het kwaad verliest zijn menselijkheid.
Zoals ik in mijn inleiding al even aanstipte zit het leven vol contrasten. En precies dié contrasten treffen we óók aan in de verhalen van de heilige Schrift. Vorige week dus een verhaal over bepróevingen, vandaag dan een verhaal over verhéérlijking: over de gedaanteverandering van Jezus op de berg Tabor. Petrus, Jakobus en Johannes zien Jezus met goddelijke glans bekleed. Een onuitwisbare ervaring die álle begrip te boven gaat. Het is een voorschouw van wat hen én ons te wachten staat in de Goede Week: doorhéén het lijden op Goede Vrijdag gloort de goddelijke glans van zijn Verrijzenis op Pasen.
Zoals ik in het verhaal over de beproevingen parallellen zie in het heden, zo meen ik óók eigentijdse voorbeelden te zien van goddelijke glans. En wel in de vele, véle goede mensen die de Oekraïners te hulp schieten, daar ter plaatse of elders in Europa. In hun onverdeelde, onbaatzuchtige inzet meen ik – kijkende met de ogen van het geloof – iéts van de glans van Gods aanwezigheid te mogen herkennen. Dit alles geeft – vind ik – natuurlijk géén sluitend antwoord op die aloude vraag ‘Waar is God als lijden goede mensen treft’, maar het biedt misschien wél enige troost en ook een beetje hoop, achter alle woede, tranen en vertwijfeling…