Door: abt Denis Hendrickx
Lezingen: Jesaja 61, 1-11; i Tess 5, 16-24 en Johannes 1, 6-8.19-28
Evangelie betekent letterlijk goede boodschap. In die zin is evangelie niet alleen te vinden in wat Nieuwe testament wordt genoemd. Wat wij evangelie zijn gaan noemen – leven en leer van Jezus van Nazareth – vindt haar oorsprong in wat wij noemen het Oude testament. Dat was de Heilige Schrift waar Jezus uit leefde en waar hij zich bij herhaling op beriep. Met name de profeet Jesaja is een veel geciteerd boek.
In de lezing uit de profeet Jesaja horen wij wat evangelie is: “de geest van de Eeuwige, mijn Heer, rust op mij, want de Eeuwige heeft mij gezalfd. Hij heeft mij gezonden om de armen de blijde boodschap te brengen”.
Jesaja spreekt over het helen van gebroken harten, bevrijding uit gevangenschap, geboeiden keren terug naar het licht, treurende worden getroost, as maakt plaats voor een kroon, rouw gewaden voor vreugde-olie, een kwijnend gemoed voor een kleed van roem. Met deze jubelende woorden verkondigt de profeet het blijde nieuws, de goede boodschap, evangelie. En dit alles staat in het teken van het jaar van genade.
Het jaar van genade, dat is het jaar van herstel van verhoudingen, helen wat gebroken is. Naar die belofte kijken mensen verwachtingsvol uit, ook in onze dagen. Te veel mensen moeten rond zien te komen van te weinig, zowel in het rijke noorden als in het arme zuiden. Een loodzware schuldenlast en ongelijke handelsverhoudingen drukken hele bevolkingsgroepen in bittere armoede. Wapengekletter blijft voortduren in Oekraïne en Israël en Hamas weten ook van geen ophouden. Miljoenen kinderen in Pakistan zien uit naar onderricht om een betere toekomst op te kunnen bouwen. Wij proberen met onze adventsactie een druppel op die gloeiende plaat te zijn. Kortom: de belofte van genade, vergeving, schreeuwt om vervulling.
Maar zonder ogen te sluiten voor de harde realiteit, is de profeet Jesaja zo vervuld van het goede nieuws, van evangelie, dat hij een juichlied aanheft: ‘Ik verheug mij uitbundig om de Eeuwige, ik jubel om mijn God, want Hij heeft mij bekleed met gewaden van redding, mij gehuld in een mantel van heil, zoals een bruidegom een kroon opzet en de bruid zich met haar opschik tooit’.
Dit profetisch – evangelisch lied zet de toon voor deze adventszondag, die in het teken staat van de vreugde. Wie zich waagt aan de belofte van God met ons mensen, die zal zich verheugen om elke stap in de richting van een rechtvaardige en vredelievende samenleving. Hoe klein een dergelijke stap mag lijken, hoe nietig ook, hij mag gevierd worden als een glimp van dat Rijk van God. Zo mag het resultaat van de klimaatconferentie van Dubai van enkele dagen geleden gevierd worden als een bekroning van de inzet en het enthousiasme van vooral ook veel jongeren, die weten dat het anders moet en geloven dat het anders kan. En nu komt het aan op de uitvoering. En daar kunnen heel wat vragen bij gesteld worden.
De woorden van de lezing uit Johannes geven nog een extra dimensie aan de vreugdeboodschap van de profeet Jesaja. Als aan de doper gevraagd wordt wie hij eigenlijk is, verwijst hij naar de profeet Jesaja. Johannes is de wegbereider. Vervolgens wijst hij op degene die na Hem komt, en om Hem gaat het. Evangelie is nu een vreugdelied zingen en tegelijkertijd vol verwachting uitkijken naar de komst van de Messias. Alle stappen die we zetten zijn voorbereiding, en als zodanig noodzakelijk.
Johannes doelt op die ene Messias waarin Gods gerechtigheid het meest en het mooist zichtbaar zal worden en die zich zal openbaren als Jezus Christus, maar wat de Messias doet, dat doen wij allemaal op onze eigen unieke manier, op onze beste en mooiste momenten.
Midden onder u staat hij of zij die wij niet kennen, want wij weten amper wat de ander, wat onze naaste, allemaal doet. Ieder mens die van harte werkt, zorgt, samenleeft, maakt dat visioen van gerechtigheid waar. Johannes komt vertellen over het licht, zodat iedereen tot geloof zal komen. Geloven dat midden tussen ons in mensen gered worden van eenzaamheid en minachting, van zwaarmoedigheid en haatgevoelens. Overal zijn messiassen, zijn redders in de weer… Onopvallend, we kennen ze nauwelijks. Maar zij verspreiden licht. Het is hetzelfde licht waar Johannes over spreekt. Het is hetzelfde licht dat hier brandt op de adventskrans. Dat licht zal ten volle schijnen in de kerstnacht. Heel bescheiden aan de rand van de bebouwde wereld. In een stal. Niemand die het ziet, behalve enkele herders die er op af gestuurd worden. Zo bescheiden is God aanwezig en werkzaam in ons midden. Zo sterk maakt Hij iedereen die wil geloven in het visioen dat in het dagelijkse leven en werken van mensen zichtbaar wordt. Het wordt steeds lichter. Het wordt steeds beter.