Door: Joost Jansen o.praem.
Er waren dus ook in Jezus’ tijd rijke mensen bij wie het hoofd van de bedrijfsadministratie wat creatief aan het boekhouden was geslagen. Hij wilde zijn vege lijf redden omdat hij vermoedde dat de FIOD wel eens zijn administratie zou kunnen doorlichten. Ik begrijp alleen niet dat Jezus in deze parabel vertelt dat de heer zijn hoofdboekhouder prijst omdat hij zo slim is. Dat is toch pure malversatie? En wat moeten we op de eerste Vredeszondag met dit verhaal over de firma-list-en-bedrog? Zo’n handelwijze is voedsel voor onenigheid en daar komen conflicten uit voort, ruzie en uiteindelijk is het een voedingsbodem voor oorlog. Ben je op die wijze betrouwbaar? In eerste instantie zou ik zeggen: niet. Wij hadden een andere reactie van de heer verwacht. Wij staan vol verbazing over zijn en vragen ons af: wat wil onze Heer – Jezus zelf – met deze parabel zeggen? Wat is dit voor een gek verhaal?
Ik meen dat we nu de bedoeling van het vertellen van een parabel hebben bereikt. De toehoorders – en wij – stellen de vraag: wat is hier aan de hand? Waar wijst Jezus op? Wat wil Hij ons zeggen? Op de eerste plaats wordt de slimheid van de onrechtvaardige rentmeester geprezen. Zijn uitgekookte wijze van handelen is in dit geval gericht op eigenbelang en diefstal van goederen die zijn meester toebehoren. Maar als die slimheid nu eens ten dienste van het Rijk van God gebruikt gaat worden? Als de kinderen van het licht nu eens even uitgekookt zouden zijn als de kinderen van de wereld? En als we nu eens in plaats van ‘kinderen van’ lezen ‘bouwers aan’ (wat je vanuit het Hebreeuws mag doen), dan wordt de oproep van de parabel nog dringender. Met dezelfde energie, creativiteit en slimheid waarmee we in de maatschappij voor onze eigen zaakjes weten te zorgen, kunnen en mogen we ons inzetten voor de zaak van Jezus, voor het rijk van God. De actieradius van ons handelen beperkt zich dan niet meer tot wat eigen handen bijeen kunnen graaien. Onze inzet is dan gericht op de opbouw van een wereld waarin het goed is om te leven, niet alleen voor onszelf maar ook voor anderen. De toepassing van deze parabel roept natuurlijk van alles op. Tot hoever strekt onze verantwoordelijkheid zich uit? Gaat het alleen om belangrijke kwesties of geldt de oproep van deze parabel voor alle facetten van ons bestaan.
Wat we altijd in Jezus’ boodschap tegenkomen gebeurt ook hier: het gaat om je totale inzet. Er is geen ruimte voor geschipper in je verantwoordelijkheid. Je dient óf jezelf óf de zaak van God. In het groot én in het klein. Want is het geen ervaringsgegeven dat als je ergens een paar graden uit de koers gaat, je op den duur kilometers uit de goede richting geraakt?
Lucas spits zijn verhaal sterk toe op de ‘mammon’: het kapitaal aan geld en productiemiddelen, de mens toevertrouwd. Met een goed en verantwoordelijk beheer van dit kapitaal, bouw je ook aan dat rijk van God. Door een goede rentmeester te zijn op het economisch vlak, ben je te vertrouwen waard voor God. Wanneer je deze uitspraken niet alleen ‘algemeen’ en ‘groot’ verstaat, maar ook hieruit de consequenties trekt in de meest kleine keuzes, dan is deze boodschap van Jezus, zoals Lucas deze weergeeft, revolutionair. We worden uitgedaagd om het niet alleen economisch te vertalen maar verder te gaan. Het gaat Jezus om de inrichting van onze maatschappij tot in de meest kleine verbanden, van gezin, familie, geloofsgemeenschap, abdijgemeenschap. De radicaliteit van het evangelie wordt alleen maar meer geaccentueerd. Dienen van God wordt dan vertaald in een vrijgevige en delende houding. En… wie betrouwbaar is in het kleine is ook betrouwbaar in het grote.