Door: abt Denis Hendrickx
Lezingen: Sirach 35,12-18; 2 Tim 4,6-18 en Lucas 18,9-14
In veel verhalen valt het over het algemeen genomen niet zo moeilijk om te achterhalen wie nu eigenlijk de ‘goeden’ en wie de ‘slechten’ zijn. Als het goede overwint, is er meestal een happy end en heb je al snel een voorbeeld om na te volgen. Het lijkt allemaal zo simpel als wat. Bij de gelijkenissen van Jezus, zoals vandaag tot ons gekomen met de woorden van Lucas, werkt dit niet. Neem gerust de proef op de som: op wie zou je willen lijken, in wiens schoenen zou je willen staan? Als de tollenaar? Toch maar liever niet denk ik dan, want die hoort toch meer thuis in het rijtje van rovers, onrechtvaardigen en echtbrekers. Maar de keerzijde… ik wil toch zeker ook niet lijken op die huichelachtige farizeeër. Dat we weten wie we niet willen zijn is veelbetekenend. Maar we kunnen er niet aan ontkomen want de gelijkenis dwingt ons toch om een keuze te maken en een keuze maken betekent toch ook dat er consequenties aan vast zitten. Laten we daarom de twee figuren nog een keer de revue passeren.
De farizeeër is de man met het opgeheven hoofd. Hij plooit voor niemand, zelfs niet voor God. In zijn gebed distantieert hij zich neerbuigend van anderen.. Eigenlijk hoeft hij niet eens te bidden, zo zeker lijkt hij van zichzelf en zo zeker is hij dat Gods oordeel over hem samenvalt met zijn eigen zelfgenoegzaamheid. Zijn zielenheil bewerkt hij dan ook liever helemaal zelf. Hij gaat er prat op dat hij met enige regelmaat vast en tienden betaalt, meer dan de wet voorschrijft. Hij is een verdienstelijk man en zijn barmhartige werken zijn niet min.
Een heel ander plaatje krijgen we bij de tollenaar. Hij loopt gebukt door het leven, houdt afstand en durft zo maar niet naar omhoog te kijken. Hij slaat zich op de borst en smeekt God vol twijfels om verzoening. Hij heeft niets te bieden dan zijn ongerechtigheid. Meer wordt er over hem niet gezegd.
Om de kracht van het verhaal enigszins te kunnen voelen moeten we ons realiseren dat het imago van zowel de farizeeër als de tollenaar sinds de tijd van Jezus honderdtachtig graden is gekanteld. De tollenaar werd geleidelijk een zielige, arme sukkel en de farizeeër een schijnheilige huichelaar.
Maar in de tijd van Jezus waren tollenaars collaborateurs en afpersers, dus geen sukkels en al helemaal niet arm. Farizeeërs stonden bekend om hun consequente trouw aan de wet, aan het volk en aan het vaderland. Als je dat vergeet, zie je niet wat voor een choquerende wending Jezus aan het verhaal geeft.
De farizeeër en de tollenaar gaan beiden bidden in de tempel. Na afloop gaat de een als bevrijd man naar huis, de ander niet. Dit is niet omdat de één aan God een betere CV kon laten zien dan de ander. Het gaat om de gerichtheid van hun ziel. De farizeeër is zelfgenoegzaam. Hij is tevreden met zichzelf. De tollenaar weet dat hij God nodig heeft. Er zijn barsten in zijn leven die hij niet zelf kan repareren. Maar hij weet dat God juist door die barsten en breuken binnenkomt zoals Leonard Cohen zingt: ‘That’s how the light gets in’.
Het verhaal van deze dag wil niet alles haarfijn uit de doeken doen. Jezus is immers geen psycholoog. Hij ziet mensen die zichzelf zo geslaagd vinden dat ze menen anderen een treetje lager te moeten neerzetten. Dat gaat tegen Gods bedoelingen in, en daarom zet Jezus in deze gelijkenis dit kwaad vlijmscherp voor ons neer. God ziet niet op mensen neer. Hij minacht ons niet. De grootste zondaar kan bij Hem aankloppen. Wie nergens terecht kan , vindt bij God een schuilplaats. De klachten van weduwen en wezen worden door Hem gehoord. Het gebed van de arme kringelt net zo lang tussen de wolken door totdat het bij God terechtkomt zo laten de woorden van Jezus Sirach ons weten.
Er zijn geen mindere mensen en ligt die gedachte/ liggen die gevoelens niet ten grondslag aan missiewerk in algemene zin. Missie-werk is daarom ook samen – werk. Ieder brengt mee wat hij of zij aan waardevols in huis heeft en dat wisselen we uit. We breken en delen het. Zo samen groeien naar wat we samen zijn: die ene kerk van Jezus. En op een dag als vandaag – WERELDMISSIEDAG – mogen wij daarbij bijzonder denken aan al die mannen en vrouwen die vanuit het ideaal van de Blijde Boodschap hun leven inzetten voor anderen: traditioneel denken we dan aan religieuzen van allerlei soort, maar heden ten dage zijn er ook velen die los van een religieus instituut dat mooie erfgoed verder dragen en voorleven. Ze hoeven niet zo nodig, maar ze doen het gewoon., omdat ze het belangrijk vinden dat het gebeurt.
Wereldmissiedag: onze dag, onze boodschap voor een andere wereld, een wereld van dienen op de eerste plaats en dan ‘verdien’ je de hemel; een dag om je bewust te zijn dat God ons een plaats heeft toebedacht om rechts en links van de medemensen in nood te zijn. Daarom op weg, daarom steeds kiezen.