Door: abt Denis Hendrickx
Lezingen: Jesaja 52, 7-10; Hebreeën 1,1-6 en Johannes 1,18
Het is alsof we in de afgelopen vier weken van de advent, dat toch een tijd van blijde verwachting zou moeten zijn, alleen maar te maken hebben gehad met nagenoeg elke dag een nieuwe crisis. Onze nieuwsberichten wekken inderdaad vaak de schijn van een omgekeerde advent. Steeds is er nieuwe drieging en telkens wordt er nieuwe ellende aangekondigd. Een hele dag worden we overgoten met alles wat er dichtbij en verder weg allemaal gebeurt. Elke dag waanzinnig oorlogsgeweld, aanslagen, crimineel geweld, elke dag berichten dat mensen het moeilijk hebben, dat ze moe zijn, maar tegelijk volop bezig met de strijd om overeind te blijven. Terwijl de camera’s blijven inzoomen op de crisis, terwijl Den Haag maar moeilijk ziet en voelt wat in mensen omgaat, klonken op deze morgen in de eerste lezing woorden van Jesaja: ‘hoe welkom zijn de bergen, de voeten van de vreugdebode met goed nieuws‘.
Daarom is het ook goed om het begin van de brief van de Hebreeën opnieuw te hebben gehoord: nadat God vroeger vele malen en op velerlei wijze tot onze voorouders heeft gesproken, heeft Hij nu definitief onthuld wie Hij is door iemand die als een Zoon voor hem is, uit God geboren, sprekend zijn beeld als twee druppels water op hem lijkend. De Zoon laat zien dat deze God niet overheerst en dreigt, maar ruimte maakt en ruimte laat.
En de evangelist Johannes schrijft in eenzelfde lijn als hij spreekt over het licht dat schijnt in de duisternis. Licht dat vaak op het punt staat uit te doven, dat is het licht dat spreekt in het hart van alles wat bestaat en dat alles heeft doen ontstaan.
Na twee jaar kunnen en mogen we het geboortefeest van deze dagen weer met elkaar vieren. Als er nu iets is dat wij in die periode opnieuw hebben ontdekt, dan is het wel dat we zonder betrokkenheid en perspectief niet kunnen leven. We zagen hoe kinderen verkommerden omdat zij elkaar niet kunnen zien . Ze groeien en bloeien niet als zij niet in de ogen van anderen ontdekken dat het uitmaakt dat zij er zijn. En van soortgelijke gevoelens werd ik enkele dagen geleden weer nadrukkelijk doordrongen toen ik de opening mocht meemaken van de expositie ‘Listen’ van Warchild, een expositie over kinderen in de oorlog welke dezer dagen plaatsvindt in het Heeswijkse kasteel. Een aanrader. Ik denk dat het met reacties bij volwassenen overigens niet anders is. Ruimte wordt pas levensruimte als het ons wordt gegund, een weg wordt pas een levensweg als anderen met ons meegaan, licht wordt pas levenslicht als het zichtbaar maakt wie we kunnen zijn en een woord heeft pas betekenis omdat het tot ons wordt gesproken.
Daarom is het zo sterk, dat begin van het Johannesevangelie: in het begin was het woord. Het begin van alles is dat er gesproken wordt, gecommuniceerd, aangesproken, met de opzet en de inzet om te geven en te gunnen, om te doen bestaan. Daarom gaan wij open dankzij de ruimte die wij voelen, bloeien wij dankzij het licht dat in onze ogen valt en waardoor wij zien, leven wij van de lucht die ons adem geeft en worden wij gedragen door de aarde waarop wij staan, verwarmd door het vuur en gewekt door geluid. Daarom leven we op door de geur en de kleur van planten en bloemen, daarom worden we aangetrokken door de aanhankelijkheid of juist de zelfgenoegzaamheid van dieren en genieten wij van de aanwezigheid van andere mensen- of zijn wij bang voor dieren en kunnen het niet uitstaan dat anderen in onze bubbel komen. Wat er is laat ons niet onverschillig, omdat het niet van onverschilligheid maar van aandacht getuigt. Omdat het aan ons appelleert, omdat het voor ons een vraag representeert: wie wil jij tegenover mij zijn, welke relatie wil jij met mij aangaan? Mij is het bestaan gegund en gegeven, wat gun en geef jij mij? Wat beteken ik voor jou en welke betekenis wil jij voor mij hebben?
Hoe kun je van vrede zingen in een wereld waarin men vaak zo hard en koud met elkaar omgaat? Hoe kun je vrede vinden in een wereld waarin het geluk van de een vaak berust op het ongeluk van de ander ? Hoe kun je anderen vrede toewensen als je geen vrede kunt vinden met jezelf, omdat anderen vinden dat je eigenlijk anders zou moeten zijn ? En wie zal beschrijven welk verlangen naar licht en vrede, wat voor gevoelens van onmacht, hoeveel bitterheid om onopgeloste problemen door ieder van ons meegedragen zijn naar de samenkomsten van de afgelopen nacht en van vandaag. Kerstmis vraagt van ons de werkelijkheid onder ogen te zien en niet te ontkennen, maar ook om je er niet bij neer te leggen. Het concrete leven vormt immers jouw uitgangspunt om te kijken naar morgen en toekomst inhoud te geven. En het kan gebeuren en het gebeurt: de boodschap van kerstmis waarmaken
De naam van het kind van deze nacht betekent: God redt en we lazen het zojuist: ‘Allen die in zijn naam geloven, gaf Hij het vermogen kinderen van God te worden’. We vieren vandaag dat dit niet in uitzonderlijke gevallen mogelijk is, maar dat dit de bestemming is van ieder van ons. God wil niets liever dan ons als zijn dochters en zonen, gedragen en doordrongen van zijn leven en dat leven doorgevend, omvat door en doortrokken van zijn licht en dat licht uitstralend.
Daarom wens ik het u toe: in de kleine kring vrede met elkaar, in de abdijgemeenschap, in de verschillende samenlevingsverbanden van welke aard dan ook. Een mens is iemand van Gods welbehagen: dat moeten wij elkaar laten merken door tekens van bevestiging, aanvaarding, genegenheid, geborgenheid en liefde.
Mag onze wens in vervulling gaan, mag het er van komen dank zij die redder uit Bethlehem, dat kind wiens geboorte we vandaag herdenken en vieren. Zalig Kerstfeest aan u allen.