Door: Joost Jansen o.praem.
Intro:
We hebben gestemd en we weten nu het resultaat. Hiermee zullen we het de komende vier jaar moeten doen. Dit land moet bestuurd worden op een goede manier. Met ruimte ook voor mensen die zijn zoals wij, maar toevallig een andere huidskleur hebben of een vreemde achternaam. Welke accenten zullen er gelegd worden? Die van het grote geld en het ‘ik’-centraal? Of veeleer de aandacht voor de kwetsbaren omdat onder hen Jezus te vinden is? We vieren vandaag Christus-koning, een feest dat ingesteld is toen dictators de lakens begonnen uit te delen. En dat gevaar is er nu weer en is groeiende in Europa, ook in Nederland. Onze kerk zei toen: we hebben maar één leider (Führer) Christus. En waar is Hij te vinden? Onder de kwetsbaren. Daarmee zeg je nogal wat, ook politiek vertaald.
Overweging:
Er wordt geen belijdenis van hun geloof gevraagd aan de schapen en de bokken in het evangelie, ook niet of ze gedoopt zijn, hun eerste communie hebben gedaan, gevormd zijn en voor de kerk getrouwd. Er wordt alleen gevraagd of ze de hongerigen gevoed hebben, de dorstigen gelaafd, de vreemdeling opgenomen, de naakten gekleed, de zieken en de gevangenen bezocht. En later heeft men toegevoegd – om het getal zeven vol te krijgen -: de doden begraven. We noemen dit ‘de zeven werken van barmhartigheid’. Hebt u dit laten meewegen in uw keuze in het stemhokje afgelopen woensdag? Het gaat ook hier om bestaanszekerheid voor de mensen aan de onderkant van de samenleving. U ziet hoe concreet die boodschap van Jezus kan zijn, ook politiek vertaald.
Maar Jezus zou Jezus niet zijn als het louter een moreel betoog is, zo van: doe goed aan je naaste en alles is in orde. Natuurlijk is er veel in orde als we allemaal de zorg voor de ander hoog houden. Laat daar geen onduideliijkheid over zijn. Geen voedselbanken meer, ziekenhuizen voldoende bemenst, gevangenissen overbodig: hoe mooi zou het zijn! Echter: wij blijven uiteindelijk kwetsbare mensen. Het kan je lange tijd voor de wind gaan, gezond, vitaal, sociaal in opperste staat, er komt ’n dag dat je blij bent dat een ander je op de een of andere wijze nabij is. En jij aan de ander.
Toch zet Jezus er een tandje bij in deze parabel. Allereerst gaat het over een check-up, de term Laatste Oordeel zou ik willen vermijden. Er komt een moment dat de rekening over ons leven wordt opgemaakt. Of dat je zelf de rekening opmaakt. Aan het einde van je leven? Wellicht. Ik houd het er liever op dat ik mezelf geregeld afvraag waar ik nu sta. Dat noemt men een ‘gewetensonderzoek’, of het gebeurt wanneer je het sacrament van boete en verzoening ontvangt, of dat je met iemand praat over de gang van je bestaan tot nu toe. Dit alles gebeurt, ook vandaag.
Dan is er ook een aspect dat we niet over het hoofd moeten zien. Dat zinnetje: ‘Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders en zusters, hebt ge voor Mij gedaan.’ Oef! Jezus zegt dat Hij daar aanwezig is. Wij maar belijden dat Hij aanwezig is in het Woord dat uit de Schriften tot ons komt, dat Hij aanwezig is onder de gedaanten van Brood en wijn in de eucharistie (en ook buiten de eucharistie) en dan hier de openbaring dat Hij aanwezig is in het kleine gebaar aan de ander. Hoe klein kan het zijn: een traan afgewist, een tijdje bij een ander zijn zonder de tijd te moeten volpraten, een paar spijkers in de muur geslagen om die foto van het overleden kleinkind in het zicht te houden, dat kleine bosje bloemen afgegeven. Hoe klein kan het zijn! Er zullen ook grote dingen nodig zijn, vrijwilligerswerk is veelzijdig, soms klein, soms structureel en meer omvattend. Kern blijft wat je met je hart voor de ander doet. De bonus, het cadeau dat Hij ons gratis geeft? Hij is daar, de Mensenzoon, Jezus, die zelf uiteindelijk Dienstknecht is geworden voor ons.
Paus Franciscus heeft het in dit verband over de grammatica van het Rijk Gods. Mooie uitdrukking: grammatica. De grammatica van een taal is de verzameling regels die voor die taal gelden. Voor de taal van de barmhartigheid hebben we zeven regels gekregen, de zeven werken van barmhartigheid. Door het woord ‘grammatica’ te gebruiken zeggen we dat het een soort tweede natuur kan worden om anderen in hun gemis nabij te zijn, of dat gemis nu materieel is of dat het gewoon om nabijheid gaat. Het bijvullen van een voedselkast waar men gratis basisvoedsel brengt en een ander het weer afhaalt of een bezoek dat je brengt, zomaar, om niet. Het zijn de richtlijnen voor dat Rijk van God.
Zo bouwen we aan een samenleving waarin niet het recht van de sterkste domineert, waar mensen niet worden uitgesloten, maar waar de zachte, tedere krachten werken van Degene die door te dienen Herder en Koning is geworden…