Door: abt Denis Hendrickx o.praem.
Lezingen: Jozua 5,9A-12, Korinthe 5,17-21 en Lucas 15,1-32
De gevolgen van het oorlogsgeweld in Oekraïne raken mensen wereldwijd. Al weer ruim een maand worden we dagelijks geconfronteerd met de waanzin van geweld en vernietiging. In het puin zien we mensen zoeken naar dierbaren en resten van hun vernietigde bezittingen. Miljoenen mensen zijn op de vlucht en ze laten je hartverscheurende verhalen horen en zien. De beelden van ontredderde mensen en hulpeloze kinderen maken ons stil. Hoe is het mogelijk en God waar ben je nu zijn dan regelmatig gevoelde gedachten en gedachte gevoelens welke bij je opkomen.
In de geloofsbelijdenis welke we regelmatig in ons vierend samenkomen uitspreken of uitzingen laten we ons vertrouwen in God horen: ‘Ik geloof in God de almachtige vader, schepper van hemel en aarde’. We bidden om Gods nabijheid te voelen. We ervaren dat we niet alleen zijn. We spreken ons geloof uit, maar we roepen vanuit het diepste van onszelf God aan, als we in nood verkeren.
In diepe nood – zo weten we uit de Bijbelse vertelling – deed ook Mozes ooit een dringend beroep. Toen hij met het Godsvolk in de woestijn rondtrok, zonder drinken, zonder eten en niet wetend waar ze naar toe zouden moeten gaan. Op de oproep van Mozes reageert God dan, zoals onder andere beschreven staat in het boek van de uittocht: ‘Ik heb de ellende van mijn volk gezien. Ik heb hun jammerklachten gehoord. Ik daal af om mijn volk te bevrijden’.
Heel mooi en beeldend wordt het zoeken van God naar ons weergegeven in het evangelieverhaal dat we zojuist gehoord hebben. Dat verhaal van de vader en zijn twee zonen. Uit eigen beweging is de jongste zoon uit huis weggegaan en de wijde wereld ingetrokken. Met de erfenis van zijn vader heeft hij goede sier gemaakt. En dan gaat het zeker niet om een erfenis in financiële zin. Hij heeft over de wereld kunnen zwerven. Hij heeft zelf zijn leven mogen en kunnen leven. Hij zoekt zijn toekomst in een vreemd en ver land. Hij probeert allerlei nieuwe dingen uit. Zijn toekomstverwachtingen komen echter niet uit. Het lukt hem niet de kost werkelijk te verdienen en zijn droom te verwezenlijken. En dat alles terwijl hij erachter komt dat het in zijn oorspronkelijke thuisland goed gaat. In het land van zijn vader is voedsel in overvloed en heeft het er veel van weg dat zijn toekomstverwachtingen wel gerealiseerd kunnen worden. In uiterste nood – niet meer wetend waar naartoe – steekt hij zijn hand in eigen boezem en snakt er naar terug te keren naar de oorsprong. Daar waar het begonnen was, maar toen allemaal te bekrompen leek.
Door terug te keren naar de oorsprong gaf de jongste van de twee zonen toe dat hij was weggevlucht voor het leven, voor zijn opdracht, voor zijn vader, voor God. In dat besef kon de terugkeer naar huis beginnen. De barmhartige vader stond hem op te wachten. Hij hoefde zich niet te verontschuldigen. Hij werd met open armen, heel gastvrij ontvangen door een overgelukkige vader. Hij werd in nieuwe kleren gestoken en met sieraden omhangen. Het beste kalf werd geslacht en er werd volop feest gevierd: de verloren zoon was teruggekeerd.
Door de blijdschap van de jongste zoon voelt de oudste zich duidelijk op de tweede plaats gezet. Voor hem is er immers nooit een feest geweest terwijl hij er altijd was.
Een beeldend verhaal dat ons voorhoudt hoe God naar ieder van ons kijkt. Als wij vinden dat God afwezig is, is het omdat wij ons van God afwenden. Nog voor we hem ook maar zouden kunnen vragen onze tekorten weg te nemen, heeft hij ons al vergeven en tegelijk een nieuwe kans gegeven op een gelukkig leven.
‘Laat God de mensen bij grote rampen dan in de steek’ ?, zo blijft een prangende vraag op onze lippen branden. God laat ook hen niet in de steek. Als iemand hen in de steek laat, zijn wij het. God heeft geen andere oren dan de onze, geen andere handen en voeten dan de onze. ‘ U geeft mijn voeten de ruimte’ is de titel van het hongerdoek zoals voor het altaar afgebeeld .Hieruit spreekt het vertrouwen dat in geloof alles mogelijk is. Het beeld van de voeten verwijst naar vertrek, beweging en verandering. Vanuit de beslotenheid van de angst keken ze uit naar de openheid van de ruimte en deden ze kracht op voor een nieuw begin. Elk moment van de dag roept God ons op om uit te zien naar een medemens in nood, te luistern naar mensen die in gevaar verkeren. We worden opgeroepen om vluchtelingen uit Oekraïne te verwelkomen en op te vangen . In deze 40 dagen geldt dat ook heel speciaal voor de roep vanuit India om daar meer en betere levenskansen te gunnen voor straatkinderen in de zuidelijke deelstaat Kerala .
God nodigt ons uit te doen als Hij. Nog voordat de anderen ons om vergeving vragen, hen al vergeven. God wil dat alle mensen geluk vinden. Hij laat niemand alleen.
In het evangelie van deze dag verwelkomt God de jongste zoon die verloren leek. Tegelijk verwelkomt God de oudste zoon die zich zelf dreigde te verliezen in wrok. Met liefde verwelkomt de vader beide zonen en wijst hen de weg van een leven in verbondenheid. Zo kunnen mensen elkaar terugvinden en liefhebben.