Lezingen: Handelingen 4, 31-35; 1 Korinthe 12, 12-30 en Johannes 15, 12-17
Door: abt Denis Hendrickx
Inleiding
Vandaag geen reguliere zondagviering maar een bijzondere: 28 augustus, herdenking van de Heilige Augustinus, de regelvader van ons Norbertijnen. Niet alleen de weg die Augustinus zelf ging was belangrijk, maar zeker ook het spoor dat hij daarmee achterliet. Een spoor dat – de eeuwen door – veel vrouwen en mannen hebben gevolgd. Dat hen richting heeft gegeven in hun eigen leven. Een spoor dat ze durfden te volgen omdat ze er duidelijk aan konden aflezen dat die weg gaan de moeite waard was. Tot op de dag van vandaag verschijnen er veel publicaties over Augustinus. En daaruit blijkt dat hij voortdurend als het nodig was van zich liet horen, dat hij het lef had om nieuwe wegen in te slaan. Met zijn preken en belijdenissen heeft hij veel mensen weten te inspireren, hen meegevoerd op de gelovige weg die hijzelf was ingeslagen. In zijn grote werk: ‘de Civitate Dei‘ zet hij lezers steeds weer kritisch op weg naar de stad van God
Een herdenking als vandaag daagt uit om het pad van Augustinus steeds weer op te zoeken om het te kunnen blijven volgen. Laat ons dan ook zingend bidden om openheid en vergeving, om een nieuw begin met woorden van de kyrielitanie.
Verkondiging
Geen gewone zondag vandaag, maar een bijzonder zondag, een hoogfeestdag. Er zijn maar weinig dagen in een jaar die zo gedenkwaardig zijn voor ons volgelingen van Norbertus dan deze dag van Augustinus. Het is de herdenking van onze regelvader, de leefbron van ons gemeenschappelijk leven. De late roeping Augustinus groeide uit tot een groot denker en schrijver. Hij wist zijn gedachten te formuleren en door te geven. Zijn theologisch denken leidde tot praktische leefregels. En zo wist hij een regel voor het leven te geven voor mannen en vrouwen die zich evenals hij aangesproken voelden om het evangelie te volgen.
En wat dat volgen allemaal kan betekenen horen we vandaag in de lezingen. Misschien zijn we wel snel geneigd om te zeggen dat deze woorden zo bekend in de oren klinken dat we geneigd zijn om maar half te luisteren. En toch, de woorden moeten voortdurend klinken: woorden van en voor de eerste christengemeente, aansporingen om woorden rond samenleven in daden om te zetten.
Woorden van de evangelist Johannes die ons er aan doet herinneren hoe Jezus ons is voorgegaan en wat hij ons heeft voorgedaan. Aan hem zie je hoe hij recht doet aan anderen. Als wij zo met elkaar omgaan dan zouden wij uit eenzaamheid en duisternis weer levend worden, dan worden we telkens weer opgenomen in de kring van mensen. Dan zullen we ervaren dat het leven goed is, want echte liefde neemt mensen voor lief zoals ze zijn.
De woorden van Johannes over de liefde zullen nogal eens een afstandelijke en bedwelmende indruk maken. Als we om ons heen kijken dan zien we een heel andere wereld. Liefde, verbondenheid en vriendschap blijken nog vrijwel uitsluitend van belang in de privésector. In de samenleving is dat cement verbrokkeld. De eerste slachtoffers daarvan zijn de vreemdelingen. Veelal komen we nauwelijks over de eerste spontane opwelling tegenover vreemdelingen heen. De eerste reactie is afweer. Ze vormen immers een bedreiging van ons moeizaam verdiende eigen domein. En de afgelopen dagen hebben we als het goed is als individu als gemeenschap, als natie het schaamrood op onze gezichten gekregen. We blijken voor het meest essentiële niet te kunnen zorgen. We zijn ontwikkelingsland geworden waar artsen zonder grenzen te hulp moeten schieten.
De man van deze dag roept op tot meer eensgezindheid. Een uitdaging voor algemeen menselijk samenleven , maar nadrukkelijk voor een gemeenschap die er zich op beroept elkaar te helpen om echt menselijk te leven. Een religieus is volgens Augustinus niet iemand die alleen voor zichzelf naar eenheid en heelheid streeft, maar die eenheid en heelheid zoekt in het gemeenschapsleven. Niet voor niets hield Augustinus veel van Psalm 133 waarin staat: ‘Zie hoe goed, hoe weldadig is het als broeders/ zusters in eenheid samen te leven’. We moeten één van hart en één van ziel tezamen wonen, schrijft Augustinus. En dat heeft hij niet van zichzelf. Hij baseert zich op het gemeenschapsleven van de eerste christenen zoals dat in de Handelingen van de apostelen beschreven staat. We lazen het zojuist in de eerste lezing.
Naast de woorden uit de handelingen van de apostelen, naast de woorden aan de gemeente van Korinthe en naast de woorden van het Johannesevangelie biedt Augustinus zelf ons met grote regelmaat heel behartenswaardige richtingwijzers voor leven aan. Uit een van zijn preken wil ik u het volgende voorhouden:
‘Ik stel me dus voor, broeders en zusters, om de weg te gaan samen met u. Als ik langzaam ben, loop dan maar voor me uit. Ik ben niet jaloers, integendeel, ik stel er prijs op om mensen voor me te hebben die ik kan volgen. Maar als u vindt dat ik te snel ga, probeer dan mij bij te houden. We hebben één doel waar we allemaal naar onderweg zijn, langzame lopers en snelle lopers. En blijf denken aan wat de apostel zegt: ‘Ik beeld me niet in dat ik het doel al bereikt heb.’ Kijk, dat is een man die niet overmoedig denkt dat hij er al is; maar die ook niet van plan is om onderweg te blijven steken. Ja, dat is de volmaakte reiziger. Hij is nog niet helemaal aangekomen, maar hij is goed onderweg, hij loopt stevig door en houdt de goede richting vast. Maar hij is nog steeds reiziger, nog steeds onderweg. Hij heeft zijn doel nog niet bereikt.
Als deze richtlijnen in algemene zin voor de christengemeente zijn geformuleerd, dan gelden ze zeker voor religieuzen die heel nadrukkelijk aan elkaar en aan God hebben beloofd in zijn voetsporen te treden. Het sleutelwoord is liefde van, voor en met elkaar.
Augustinus doet ons daar haarfijn aan herinneren.