Door: prior Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: 2 Koningen 4,42-44; Efeziërs 4,1-6; Johannes 6,1-15
Het evangelie van vandaag, het verhaal van de ‘wonderbare broodvermenigvuldiging’, staat niet op zichzelf, maar moet worden gezien in de context van het Johannesevangelie als geheel, én in de context van de profetische traditie van het hele Oude Testament.
Een heel dúidelijke verwijzing naar die Oudtestamentische context ligt vandaag voor het oprapen: dat is natuurlijk het verhaal over de profeet Elisa uit het tweede boek der Koningen, de eerste lezing van zojuist. Op aanwijzing van Elisa worden velen gevoed met weinig, en – heel belangrijk – Elisa voegt er de Godsspraak aan toe: ‘Zij zullen eten en overhouden’ – ofwel: ‘Ik, God, zal verzadigen en wel in overvloed!’
In het evangelie nu wordt Jezus in deze lijn geplaatst: Ook Jezus verzadigt de menigte, en wordt aldus voorgesteld als een níeuwe Elisa. En méér dan dat: Jezus wordt voorgesteld als Elisa in de overtreffende trap, want Hij voedt niet slechts honderd met twintig broden, maar vijfduizend met slechts vijf broden en twee vissen… dus nog véél overvloediger! In Jezus komt – en dáár gaat het hier om – het eeuwenlang gekoesterde Messiaanse visioen éindelijk tot vervulling.
Maar deze toespeling in het evangelie op de profeet Elisa is niet de enige. Niet zónder betekenis is er sprake van een “zee”: de zee van Galilea. Wij spreken doorgaans over het “meer van Galilea”, maar in het Grieks staat er “thalassa”, wat letterlijk “zee” betekent. Ook is er sprake van een “berg”: “Jezus ging de berg op”… En óók nog de opmerking “het was kort voor Pasen” … Wel, doet dit alles niet sterk denken aan Mozes? Mozes die zijn volk bevrijdde door de Rietzee? Mozes die God ontmoette op de berg Sinaï? Pasen… Pascha… bevrijding…?
Maar natuurlijk! Met al die toespelingen wordt de spanning voor ons lezers alsmaar opgevoerd! Je voelt het als het ware aankomen: de geschiedenis gaat zich hier herhalen, maar nu definitief! In Jezus ontmoeten wij de nieuwe Elisa, de nieuwe Mozes, de langverwachte Messias zélf, de Gezalfde, de Christus.
Maar het verhaal bevat naast dit alles nog een ándere toespeling. We lazen zojuist: ‘Toen nam Jezus de broden, en na het dankgebed gesproken te hebben liet Hij ze uitdelen onder de mensen die daar zaten…’ Doet dat niet een belletje rinkelen? Is deze formulering niet onmiskenbaar een verwijzing naar de Eucharistie, Jezus’ zélfgave aan ons? Niet eenmalig aan het kruis, maar telkens opnieuw als wij Hem in dit sacrament gedenken?
Deze zelfgave is nu bij uitstek een Méssiaans geschenk: Christus schenkt ons brood als voedsel voor dít leven, en zijn Geest in de Eucharistie als voedsel voor het ééuwig leven.
Als Johannes nu – en daar besluit ik mee – aan het einde van zijn evangelie zegt: “Deze tekenen zijn hier opgetekend, opdat gij moogt geloven, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God”, dan geldt dat dus ook voor óns, nu in het hier en nu. Johannes’ getuigenis is niet tijdgebonden, het is een getuigenis voor álle tijden. Ook wij worden uitgenodigd en aangespoord om dit getuigenis door te geven.
Dat wij, christenen in deze tijd, hier soms wat aarzelend mee omgaan is eigenlijk niet verwonderlijk: het klinkt immers allemaal té mooi om waar te zijn. Dat geldt nu, en gold ook toen in Jezus’ tijd. De reactie van het volk rondom Jezus had óók iets dubbels: Enerzijds herkenden zij in Hem – zoals er staat – “de profeet die in de wereld moest komen”, maar anderzijds gaven zij blijk van onbegrip toen zij zich van Hem meester wilden maken, en Hem met veel tamtam tot koning wilden uitroepen.
Laat het verhaal van de wonderbare broodvermenigvuldiging voor ons een aansporing zijn om óók voorbíj het wonder zelf te kijken. Het teken van het brood verwijst immers naar een goddelijke werkelijkheid, die alléén met de ogen van het hart kan worden gezien: en wel: verzadiging naar de geest voor ieder die ín Jezus God herkent.
Laat het wonder van vandaag óók een aansporing zijn om – net als die jongen met de vijf broden en twee vissen – altijd te delen van wat we hebben, hoe ontoereikend dit ook moge lijken. Weinig kan vaak véél betekenen: een glimlach, een helpende hand… Wat in onze ogen soms onaanzienlijk lijkt, is in God ogen vaak heel groots. Wie geeft van wat hij heeft zal daarom veel ontvangen. Hij zal worden verzadigd met Gods gaven, en wel in overvloed.
Amen.