Door: abt Denis Hendrickx
Lezingen: Deuteronomium 4,1-8 en Marcus 7,1-23
Bijna iedere zaterdag publiceert dagblad Trouw een interview met een min of meer bekend persoon over de tien geboden en zijn of haar visie daarop. Je merkt dan dat allerlei mensen met verschillende geboden niet uit de voeten kunnen, maar je proeft wel steeds dat mensen zoeken naar waar het hun in het leven om gaat. Ze zoeken aan de hand van de 10 geboden die hun voorgelegd worden naar datgene wat ze overeind willen houden door alles heen. Sommigen noemen dat zorgvuldig omgaan met de aarde, anderen betrouwbaarheid en doen wat je zegt, weer anderen eerbied voor het leven. Op velerlei wijzen zeggen zij dat wijsheid voor hen niet schuilt in het strikt onderhouden van ieder gebod, maar wel in het zoeken naar, en het waarmaken van de waarden die daaronder zitten.
In het evangelie van vandaag hoorden we hoe Schriftgeleerden en Farizeeën naar Jezus toe komen. Ze zijn op inspectiereis om Jezus aan de tand te voelen. ‘Waarom overtreden uw leerlingen de wet door te eten met ongewassen handen?’
Als we boven de liturgie van deze zondag schrijven ‘op verhaal komen’, dan heeft dat alles van doen met de ruimte voelen en ervaren en de kans krijgen en nemen om onze verhalen te verbinden met het grote verhaal van de gelovige traditie. In dat grote verhaal wil de Eeuwige , de Levende immers onder ons wonen. Zijn betrokkenheid op ons leven zichtbaar en voelbaar maken. De wijze waarop dat gestalte heeft gekregen door de eeuwenlange norbertijnen traditie heen is natuurlijk ook gekleurd. Maar wordt het juist daardoor niet boeiend en uitdagend.
Aandacht voor jouw vragen en problemen ontvang je door aandacht te hebben voor de ander. Respect voor je overtuiging ontvang je door zelf respectvol te zijn. Je zult zelf iets moeten geven voordat je kunt ontvangen, je zult van binnenuit moeten leven en beleven wat je nastreeft.
Wie geluk wil oogsten zal geluk moeten zaaien. Wie het eeuwig leven wil verwerven zal moeten tonen dat het te verwerven is. En dat doe je door je leven in te stellen op: geen dood, geen rouw, geen honger, geen oorlog, geen terreur. Je daartoe geroepen voelen vraagt dus veel meer dan alleen het onderhouden van de geboden. De geboden die de Schrift ons voorhoudt zijn geen directe routebeschrijving om gelukkig te worden. Het zijn leefregels, waarbij de geest belangrijker is dan de letter. Het gaat er niet om dat je blind opvolgt wat er van binnenuit wordt opgedragen. Het is van belang dat je van binnenuit beleeft wat de regels je te verstaan geven. Dat je je gedrag, je levenshouding toetst aan hetgeen je nastreeft.
Juist nu in de na coronatijd – want dat is toch onze grote hoop – ligt er een unieke kans om elkaar deelgenoot te maken van wat ons beroert en bezighoudt . Het afgelopen anderhalve jaar heeft ons verhalen doen bedenken, ervaren en schrijven met allerlei kansen om anders te gaan leven, meer toekomstgericht, opnieuw beginnen dus.
Met Pasen proclameerden we dat we leefden in en met de hoop om weer samen te komen en dan niet om zonder meer terug te marcheren naar wat er allemaal was, maar meer verwachtingsvol uitzien naar morgen, lopen richting van wat er allemaal zou kunnen zijn. Bij en met elkaar op adem komen en verhalen wat allemaal mogelijk is door met elkaar op te trekken als geloofsgemeenschap.
In de eerste lezing uit het boek Deuteronomium klonk een heldere waarschuwing aangaande ons omgaan met regels en wetten. Het moet gebeuren op een wijze en verstandige manier. Vooral ook je hart moet er aan te pas komen. Al wat je doet of onderneemt – en daar horen de regels en wetten ook toe – moet eerst door je hart mogen gaan. Het zal eerst en vooral doordesemd moeten zijn met hartelijkheid. Niet zo maar letterlijk de wet naleven, maar steeds bij alles wat daarbij van je gevraagd wordt, je durven afvragen waarom dat gevraagd wordt, en ook of het in het belang van jezelf is en van anderen. En als Jezus het over een innerlijke houding heeft, dan haalt Hij de profeet Jesaja aan omdat niemand het beter zeggen kan dan Hij. Jesaja roept zijn toehoorders op af te zien van alleen maar uiterlijkheden, van alleen maar lippendienst. Het gaat om het innerlijk, zo benadrukt Jesaja. Je hart moet dichtbij God zijn. Nee, het zit niet goed met je als je alleen maar slaafs doet wat de wet zegt. Het gaat om wat van binnenuit komt.
Die afgelopen periode heeft heel wat individuele en gemeenschappelijke wereldjes op hun kop gezet. We hebben nogal wat moeten missen, maar in dat gemis zijn er zeker ook nieuwe gezichtspunten om de hoek komen kijken. Is onze gedachte en zijn onze gevoelens gegroeid dat een mens een gemeenschapswezen is en dat het goed gaat met de mens als het ons als gemeenschap goed gaat? Geldt voor ons het geloof dat de wereld nog mooier kan worden dan zij al is? Laten wij ons voeden door de hoop die toch bij uitstek gestalte heeft gekregen in het verhaal van Jezus van Nazareth. En mogen wij van die hoop blijven getuigen.