Door: Joost Jansen o.praem.
Een wanhopige vader met een doodziek kind, een vrouw waaruit langzaam maar zeker het leven wegvloeit, want bloed is leven. Twee verhalen uit het Israël van toen. Herkenbaar in het land van Jezus van vandaag, aan beide kanten: in Israël en aan de Palestijnse kant. Ieder van ons heeft hierbij beelden, je ontkomt er niet aan. Zomaar een vader, zomaar een vrouw. Deze twee verhalen spelen ook vandaag. Wat houdt die vader gaande, en die vrouw? Of moeten we vragen: wie houdt ze gaande? Beiden leven van hoop, anders waren ze niet in actie gekomen. Hoop is vaak de laatste strohalm om je aan vast te houden. Een vriend van mij, overlevende van Auschwitz, vertrouwde me toe dat het enige wat in het kamp overbleef de hoop was. Geloof en liefde waren al bij hem verdwenen. De hoop hield hem gaande. Zou paus Franciscus daarom het jubeljaar 2025 het motto meegegeven hebben: Pelgrims van hoop? Maar hoe blijf je hoop houden als de zaak hopeloos is zoals bij de vader in het evangelie, zoals bij die bloedvloeiende vrouw? Ik denk dat er vingerwijzingen te vinden zijn in deze twee verhalen, die zoveel raakvlakken met elkaar hebben.
De eerste stap is dat die vader en die vrouw uit hun comfortzone stappen, een eerste stap is zo belangrijk. Begin maar. Het is veel gemakkelijker om in je verdriet te blijven zitten, het geeft een bepaalde veiligheid, die – we weten het – schijnveiligheid is… Ook al wordt aan de vader verteld dat zijn dochtertje gestorven is, dan nog. Dan klinkt vanuit Jezus de oproep: wees niet bang! Men heeft mij verteld dat in de hele bijbel dit ‘wees niet bang’ 365 keer voorkomt, één voor iedere dag. Waarom zo vaak? Ik denk omdat er zoveel angst is in ons wereld, dat we zo’n bemoediging hard nodig hebben.
Er is meer. Die vader en die vrouw doen meer, ze maken contact, al is het maar door slinks Jezus aan te raken, bij zijn mantel. Ze doorbreken hun isolatie. Dit is een tweede stap in het genezingsproces. Het is zo belangrijk om contact te maken en te tonen dat een mens gebaat is om zich te verbinden aan anderen. Zoals wij nu ook doen in deze kerk, rond het Woord en de Tafel van de Heer.
En dan zijn er de omstanders die flink tegengas geven. Wat is het toch in mensen dat wanneer er mooie dingen gebeuren, wanneer er iets positiefs ontstaat er steeds weer mensen zijn die hierop negatief reageren. Kunnen ze niet gewoon blij zijn met hoe een wanhopige vader en een even wanhopige vrouw perspectief wordt geboden. Gewoon blij zijn met die ander en hem/haar stimuleren: ga door, misschien lukt het nu wel, houdt hoop! Het klimaat onder ons wordt onmiddellijk anders. Met bemoediging bereik je zoveel meer dan met het leveren van kritiek en het in de weg staan van een goede afloop.
Gelukkig is er die goede afloop. De vrouw is na twaalf jaar van haar kwaal verlost, het meisje van twaalf wordt bij de hand genomen en staat op. En Jezus zegt heel nuchter: Geef haar maar te eten. Dat is mooi en zo gewoon, zo menselijk.
Twee prachtige verhalen die eigenlijk één zijn. En dan komen bij mij weer de beelden terug op het netvlies van een vader met een zwaargewond kind in de armen en wanhopige vrouwen in het huidige land van Jezus. Zijn wij de omstanders die de blik afwenden en met onze houding laten blijken dat we niet lastig gevallen willen worden? Of zijn we degenen die zeggen: ‘Wees niet bang, blijf hopen en vertrouwen’? Zijn wij de mensen die blijven bemoedigen en ons negatief commentaar even opschorten?
Lieve mensen, we worden opgeroepen ‘pelgrims van hoop’ te zijn. Een heel jubeljaar 2025 wordt hieraan gewijd. Ook al zijn er legio situaties – hier, elders en overal – die ons de hoop ontnemen: laten we elkaar blijven bemoedigen om overal tekenen van hoop op te delven. Ik las ergens de spreuk: ‘Daar waar verwachting spaak loopt, begint de hoop.’ De hoop is echt een goddelijke deugd, is een wijze van kijken, voelen, ervaren die ons gegeven wordt, belangeloos. Die ons gegeven wordt van God, zo meen ik. Deze goddelijke deugd mogen we steeds voeden. Geef hen maar te eten, zegt Jezus tot ons zoals Hij het eens tot dat meisje van twaalf jaar heeft gezegd. Hij doet het zelf vandaag opdat we die ‘pelgrims van hoop’ worden.