Door: prior Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: Jesaja 52,7-10; Hebreeën 13,7-9a.15-17a; Marcus 16,15-20
Vandaag, op het Hoogfeest van de H. Willibrord, de éérste missionaris in de Lage Landen, is het passend – zéker ook gezien het evangelie van vandaag – om het thema ‘missionering’ eens nader onder de loep te nemen. Sowieso is missionering voor ons christenen belangrijk: want zowel Marcus, Matteüs en ook Lucas eindigen er hun evangelie mee.
De christelijke missionering in de voorbije eeuwen wordt in sommige kringen vaak laatdunkend betiteld als ‘zieltjeswinnerij’. En hoewel deze benaming natuurlijk niet zomaar uit de lucht komt vallen, moeten we er toch voor uitkijken niet te snel te oordelen over de beweegredenen van tóen. De omstandigheden en de mensen in die voorbije tijd waren volstrekt anders dan nu. Smalend spreken over de talloze missionarissen met hun tomeloze inzet is daarom kortzichtig en misplaatst. Én het is ronduit kwetsend voor hen die nú, vandaag de dag in de missie werken. Aan die denigrerende betiteling ‘zieltjeswinnerij’ kleeft bovendien het beeld van het opleggen van waarden en normen, van een religie, van een levensstijl. En toegegeven, zonder enige twijfel gebeurde dat ook wel tot op zekere hoogte, maar toch altijd – daar ga ik vanuit – met goede bedoelingen. Maar: hoe terecht of onterecht die benaming ook moge zijn, het zégt iets over de manier waarop missionering toentertijd werd bedreven.
Velen – zelfs óók in christelijke kringen – trekken uit het verleden de conclusie dat het dan maar afgelopen moet zijn met dat missioneren, dat het niet langer past in deze tijd. Maar… zien we dan niet over het hoofd dat Jezus ons nadrukkelijk de ópdracht geeft om zijn Blijde Boodschap uit te dragen? Marcus – we lazen het zojuist – éindigt zijn evangelie met Jezus’ opdracht: ‘Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping’. Daar kunnen we niet zomaar omheen! We zullen dus moeten blijven missioneren. De vraag is echter: hoe?
Als we proberen te begrijpen hoe missionering in het verleden werd bedreven dan zien we dat men vroeger sterk dacht vanuit de eigen kring alleen. Katholieken vanuit de katholieke kring, protestanten vanuit de protestante kringen. Katholieken spraken en spreken over ‘missie’, protestanten over ‘zending’. ’t Is misschien wat kort door de bocht, maar missie leek in de ogen van velen toch veelal gericht op het doen groeien van de eigen kerk alleen. En van een echte dialoog met de te missioneren volken was toch vaak – als we eerlijk zijn – niet echt sprake. Was er altijd voldoende respect voor de eigen, oorspronkelijke culturen en religies? Ik denk dat we het erover eens zijn, dat dié manier van missioneren niet langer past in deze tijd.
Missionering zal vandaag de dag dus ánders moeten. En ik denk dat het ook kán, en wel door het bouwen van bruggen, tussen ons, christenen, en de mensen met wie wij omgaan in ons dagelijks leven; met iédereen, zonder onderscheid. Door een respectvolle en vriendelijke omgang met anderen. Door ons ontvankelijk te tonen voor wat die anderen óns te zeggen hebben. En ik heb het – voor alle duidelijkheid – dus niet langer over missionering in verre landen, maar gewoon hier, dicht bij huis, in onze eigen omgeving, in ons eigen Brabant, in ons eigen Nederland. Als wij vandaag aandacht willen geven aan missionering, dan heeft dat wat mij betreft alleen maar zin als het over óns gaat, niet over anderen, ver weg op andere continenten, of ver weg in het verleden. Nee, ieder van ons, gedoopten, is medeverantwoordelijk voor het uitdragen van Jezus’ Boodschap nu, in deze tijd.
In het klimaat van deze tijd is missie mijns inziens alleen mogelijk als wij ons in ons spreken en handelen laten leiden door de wézenlijke kern waar het allemaal om draait, en dat is het dubbelgebod van de liefde: God beminnen en de naaste als jezelf. ‘Je laten leiden door’, dat wil zeggen: het laten zién in je levenshouding, dus zónder het meteen ook te willen benoemen, dus ook zónder gebruik van Bijbels jargon. De meeste mensen hebben vandaag de dag namelijk helemaal geen voeling meer met Bijbelse of kerkelijke taal; die hebben daar helemaal geen boodschap aan. Maar iédere mens heeft wél boodschap aan barmhartigheid en zorgzaamheid, aan begrip, aan een luisterend oor, aan aandacht en liefde. Dat is de concrete invulling van die Bijbelse taal, de invulling van het dubbelgebod van de liefde. Wie zich zo opstelt, lééft waarvoor hij staat. Dát spreekt aan, daarmee bouw je bruggen. Het spréken over Jezus en zijn boodschap komt later vanzelf wel aan bod, als de tijd daarvoor rijp is. Ik weet uit eigen ervaring dat mensen met wie ik in contact treed, en die búiten het religieuze circuit staan, op een dag uit eigen initiatief wel vragen naar de bron van waaruit ik leef. Op zo’n moment staan ze open voor mijn spreken over Jezus, pas dán heeft het zin.
Effectieve missionering begínt dus bij voorkeur met de actualiteit, want die staat werkelijk bol van eigentijdse voorbeelden die iederéén aanspreken. Als we onze ogen openhouden zien we telkens opnieuw de verhalen uit de Bijbel weerspiegeld in de actualiteit van alle dag: werkers in de zorg, bij voedselbanken, voor vluchtelingen en asielzoekers, mantelzorgers die zich dag in dag uit inzetten voor hulpbehoevenden, enz. enz. En dat alles zónder aanzien des persoons, achtergrond of religie. Aanknopingspunten te óver om te missioneren, en wel op een eigentijdse manier, door het bouwen van bruggen naar anderen op basis van gedeelde waarden als barmhartigheid en liefde, de kernwaarden in ons christelijk geloof. Die kernwaarden spreken álle mensen aan, daar ben ík van overtuigd! Zij blijven altijd actueel. Zij vormen een fundament dat nooit verzakt. Jezus’ opdracht tot missionering blijft voor ons christenen dus ónverminderd belangrijk: Marcus, Matteüs en Lucas eindigen daar waar ónze opdracht begint! Modern missioneren is zodoende waardig treden in de voetstappen van Willibrord die ons hierin is voorgegaan.